Tag archieven: Daigo Hanada

Daigo Hanada – Ouka Recensie

Daigo Hanada Ouka Recensie album van Tim Donker. Op deze pagina kun je de recensie en informatie vinden van het nieuwe album van Daigo Hanada de Japanse componist en pianist.

Daigo Hanada Ouka Recensie

Daigo Hanada Ouka Informatie Album

  • Titel: Ouka
  • Artiest: Daigo Hanada (Japan)
  • Soort muziek: Japanse muziek, neoklassiek
  • Label: Moderna Records
  • Uitgebracht: 2019
  • Soort album: EP

Daigo Hanada Ouka Recensie van Tim Donker

dit is hoe de dingen gaan en iemands moeder zegt de dingen gaan toch zoals ze gaan, en ik denk na over de betekenisvolle aanwezigheid van het woordje toch in die zin, denk ik gaan zoals gaan (toch) gaat, dit is de dag en de dag is al een eind op streek en ik heb al veel te veel tijd vermorst met niets (ik lag op de grond te zoeken naar de dop van mijn pen, ik schreef vier of vijf aviertjes vol met aantekeningen en invallen en ideeën en gedachten over een boek waarvan ik al vrij zeker wist dat ik het toch nooit bespreken zou, en later, in het winkelsentrum, stond ik minutenlang de aanschaf van een waterpomptangenset te overwegen of ik stond, weeral: stond (waar het gaan moest zijn) (gaan zoals gaan (toch) gaat) ik voor een aquarium naar wriemelende visjes te kijken en ik zei Siet sonne dit hebbe ick zeer langhe gheweten, dat die groote vissen de cleijne eten, ik zei het alleen iets luider dan ik wilde en een passant commentaarde erop en zo ontspon zich een gesprek met iemand waarmee ik liever nooit een woord gewisseld had), de hoop dat dit de mooiste dag van mijn leven zou blijken te zijn begon al te verflauwen, zelfs van de hoop dat dit een dag was die zijn sporen zou na laten was niet veel meer over, gewoon maar een dag die een dag is en dan voor altijd weg is, weeral een dag zonder sporen, weeral een dag verder van de oorspronkelijke dag, dat was een dag in de herfst, het schemerde al, mijn dochter mijn zoon en ik, en we waren allemaal nog jonger toen, het was nog voor de verjaardag van mijn dochter, het was nog voor mijn verjaardag, het was nog voor de verjaardag van mijn zoon, en dat is hoe het leven gaat (dat is hoe de dingen gaan) (de dingen gaan toch zoals ze gaan) (toch, ja): ook in verstilling gaat nog het gaan (toch), een dag, in de herfst, het was vier uur, het was vijf uur, ik was al bezig met het eten (maar nog wel rustig, nog wel in het besef dat er genoeg tijd was), het was niet die andere dag, de dag na de vorige dag, het was niet de dag dat ik met mijn kop geleund tegen het koele glas van de tuindeur de woorden van Adorno overdacht toen hij gezeid haadt dat de geest en de verbeelding in de cultuurindustrie (in de wat?) het dominante productiemiddel zijn geworden, enfin: de kapitalisering van (&c.), dat niet die dag (want dat was vroeg in de nacht toen iedereen al sliep en er op de achtergrond een seedee van Pan-American klonk, en ik dacht waren de geest en de verbeelding niet altijd al het voornaamste productiemiddel?, en ik dacht was het nu Adorno die niet van jazz hield?, en ik dacht als hij bedoelt dat in de cultuurindustrie (in de wat?) de geest tot materie gemaakt wordt, of dat het pas dán telt wanneer het tot materie gemaakt kan worden, misschien dan, ja dat volg ik wel, we leven in een materiële wereld en ik ben een ma-ma-materiëel meisje, zegt Giorgio Agamben: de moderne democratie verschuift geleidelijkaan in de richting van totalitaire staten in de postdemocratische spektakelmaatschappijen (en niets dan een goeje corona om die man alle gelijk van de wereld te geven), en het was ook niet de dag dat ik alleen was met the infected mass, het was niet die lichtblauwe ochtend toen de koffie me beter smaakte dan ze in weken gedaan had, het was niet, de dag, tot zover het nieuws, het, annie are you okay are you okay annie, denk, ik dacht aan martine, de kantine, dacht aan, zegt Arjen Mulder (wie?): ieder individu is een complex en dynamisch systeem, denk aan, dacht aan, een plaat die ik had als kind de systemen de systemen, steeds opnieuw klonk dat op die plaat de systemen de systemen, het klonk me eng, het klonk me donker, het is vanaf toen dat ik denken begon dat een systeem iets engs was, de systemen de systemen, de dag, reis om de dag in tachtig werelden, wereld is dag, niet de dag dat mijn vijfjarige dochter zo heftig stond te dansen op I’m coming home van The Deviants dat mijn toen nog zesjarige zoon mijn telefoon greep om haar dolle derwisjdans te filmen, filmen is vastleggen, filmen is omkaderen, film is kader, alles is kader, (wie zei dat ook alweer?), (nee: alles is kooi zei die geloof ik), dag is kader, een kader een dag, ook die dag een hele moje dag (zij het misschien niet de allermooiste dag), we waren goeddeels met zijn drieën geweest die dag & een groot deel van de avond ook, ik had mijn zoon en mijn dochter leren skeeleren en nu, nu einde van de middag, en ik, weeral, kokend, mijn dochter dansend, mijn zoon filmend, en altijd muziek, later aten we, en altijd muziek, ik dronk er een spaanse witwijn bij, en het bleef al veel langer licht en de lucht was blauw en schoon en ik bracht ze een ietsje later naar bed dan verantwoord vaderschap passend was geweest, toen, ik alleen, ik zat, ik luisterde naar microwolf dacht ik en ik dacht aan die namiddag in de herfst, ik dacht toen ik dacht daar ik dacht hier, hier komt sjonnie hij zingt oudies goudies hier komt sjonnie hij zingt ik heb een vrouwtje geef mij mijn wandelschoenen even aan wil je, nee ik dacht zitten ik dacht even stil, ik dacht aan pianomuziek, wie was het ook alweer die zo’n hekel had aan Canto Ostinato?, en er een essay over schreef?, ergens op ze innernet?, was dat toen in het, in het, in de tijd van – zo al voorbij – een plotse voorliefde van Jan en ook van Alleman voor pianomuziek of heeft Canto Ostinato nooit mogen deugen bij de muzieksnobs?, (ook ik overwoog mijn Ten Holt-box in het vuilnisvat te werpen toen over het paard getilde jongetjes in De Wereld Draait Door mochten gaan verkondigen dat ze niet dood wilden omdat ze dan nooit meer naar “de” Canto Ostinato konden luisteren), (misschien is het iets), (misschien moet je niet), (misschien moet je er geen taal aan willen geven), (zegt Aristoteles: “taal is er om te kennen te geven wat nuttig is en wat schadelijk”; denk ik: waarom maakt taal zo vaak datgene schadelijk dat eerst nuttig leek?) (in zoverre nut schoonheid is) (in zoverre nut liefde is) (in zoverre nut leven is), (of minder nog: beelden geven aan), hebben televisie en (met name) Hollywood de pure pianomuziek de dolk in de rug gestoken?, van emotionaliteit naar kitsch (ondersteuning bij sentimentalistische scènes e.d.; praatprogramma’s waarin voorheen allicht “moeilijk(er)” geachte pianomuziek tot allemansvriend werd verklaard (zie! zelfs theatrale rotjochies vreten dit!) zodat de ware muzieksnob er van lieverlee zijn neus voor ophalen ging), of is het het rechtstreekse spreken dat bij de cryptologisch ingestelde “serieuze” muziekliefhebber niet door de beugel kan daar er nog altijd iets te ontsleutelen moet overblijven: de weg naar dit gedeelte van de muziek heb ík vrij gemaakt want dat ik dit begrijpen kan is de allergrootste verdienste van mijn musicologische kennis, (beroof de kunstliefhebber niet van zijn puzzelplezier ja), (waar heb je die kop anders voor als je er niet slimmer mee kan lijken dan een ander?), ik dacht aan die dag in de herfst niet de dag in de zomer dat ik alleen thuis was en koffie dronk en naar Stones van Manon-Liu Winter luisterde, ook pianomuziek en ook heel mooi zij het een pakje of wat abstracter al: geprepareerde piano’s, de snaren betast zonder de toetsen te gebruiken, plotse lawaaierupties, dat soort, (hee beroof de kunstliefhebber niet), ver van Hollywood & onrechtstreeks sprekend of misschien wel veel rechtstreekser wie weet, (in abstractie toont zich het ware, niet slechts de afbeelding) (enzo), de tuindeuren open, sommige geluiden kon ik niet thuisbrengen, (kon ik op geen enkele manier aan een piano liëren), & dan weer, af en toe, ver op de achtergrond een lieflijk en bijna bekend melodietje, iets uit een pianostuk van Beethoven misschien?, maar toen was het niet dit toen was het dat, toen was het niet zomer toen was het herfst, toen was het niet Manon-Liu Winter toen was het Daigo Hanada, en het heet Ouka, uitgebracht op het onwerkelijke Moderna Records-label, het eerste liedje heet Two birds en het is fluweelzacht, een bos in de vroege ochtend vlak na een lenteachtig regenbuitje, een ode aan een schuchtere zonsopgang al was het toen later in de middag en het begon al te schemeren, was al donker misschien zelfs, mijn kinderen zaten op de bank en deden een spelletje en ik was met het eten bezig zij het in het besef dat er geen haast bij was, een rustig eerste voorbereidingen treffen, later, liedje twee was bezig, Ouka, ow dat moje weemoedige Ouka, titelliedje, ik liep naar de bank ik liep naar mijn kinderen want ik wilde ze iets laten proeven, en toen, ik bemerkte, toen bemerkte ik toen, ik zag dat mijn zoon tranen in zijn ogen had ik vroeg hem wat er scheelde hij zei, ik moet een beetje huilen van die muziek pappa zei hij, en ik hield hem even vast, en dit is het, dacht ik, dit is dat rechtstreekse spreken dacht ik, de directe verklanking de weemoed, zelfs tejatrale rotjochies vatten dit, dit is hoorbaar voor iedereen die hoort, voelbaar voor iedereen die voelt, niks geen abstracties en niks geen intellectualisme aan, gewoon maar mooi, mogelijkerwijs ook iets waar muzieksnobs hun neus voor ophalen: voor gewoon maar mooi, maar wij, we horen, en wij, we voelen, deze dag, deze middag, deze herfst, slechts muziek en koken en spelen en wij maar enkele liedjes later (liedjes ik zeg, bij gebrek aan een betere term, ik verfoei “tracks” maar meer dan dat nog verfoei ik “songs”; “nummers” is ook al niet best en “composities” veel te bombasties), goed, dus, een paar liedjes later dus, is het weer raak, of mis misschien, het kon bij Rin zijn of bij Follow me to the moon maar weer, weer heel het gezicht nat van de tranen, zegt hij, zegt mijn zoon, zegt mijn toen nog zesjarige zoon Pappa deze muziek mag je nooit meer opzetten waar ik bij ben, dus af dus uit dus einde & iets anders, was het Avrocar die keer was het Za Siódmą Gorą was het Saltland was het Paavo Harju was het Kat Frankie was het Rabih Abou-Khali was het Mgla was het Alexander von Schlippenbach die keer of was het iets anders misschien iets naamloos anders iets vergetens anders in een herfst die winter werd die 2020 werd en toen verloor de hele wereld zijn verstand en nu is het nu, niet meer herfst en 2019 ook niet meer maar Daigo Hanada nog hier mijn dochter niet meer vier mijn zoon niet meer zes en ook ik weer ouder dan ik was maar de muziek nog onaangetast, de muziek nog hier, dat wil zeggen: de receptie van deze muziek werd niet perse ingefluisterd door herfst & vroege duisternis & mijn kinderen & tranen & stilte: ook nu nog, ruim een half jaar later (soms moet de bespreker de muziek testen op zijn duurzaamheid het spijt me) & in de tuin midst de straatgeluiden, de zon in mijn haar en alleen met mijn koffie en mijn gedachten, is dit altijd nog verstild, melankoliek, teder en zacht; minimaal vaak: Hanada heeft niet veel noten nodig om te ontroeren, en rechtstreeks spreken ja, zegt Daigo Hanada: my goal was to bring this record as close to you and your ears as it is to myself. You might hear me breathing or the touch of my fingers on the keys but I hope you enjoy those unexpected little sounds as part of the music en ja zo ook is mijn tuin nu deze muziek is de lucht nu deze muziek zijn de straatgeluiden nu deze muziek is de zon nu deze muziek is mijn koffie nu deze muziek, muziek is tuin, muziek is, ik ontwaar er iets oosters in, niet in de klank maar in hoe dicht het de natuur(lijkheid) naderen weet en ook in de functionaliteit: zoals er raga’s voor elk dagdeel bestaan, zo lijkt, als gezegd, het eerste liedje het eerste licht van de dag te bezingen waar het laatste liedje, Under the starry sky, ook los van de titel een veel avondliijker karakter draagt, en de andere liedjes ergens daartussenin, het leven een dag, maar dan wel een dag buiten, op een open plek in het bos waar het stil is en de muziek gelijk dauwdruppels van de boomblaadjes glijdt: verstilling, schoonheid, pracht, en zo klein: ook dat in het voordeel van Ouka: dat het een eepeetje is: slechts 22 minuten en 44 seconden: alles wat hier mooi aan is zou op volledige seedeelengte (ik denk aan die seedees van 77 minuten en langer) misschien een wat zeurderig karakter zijn gaan dragen (want kleinheid moet niet over kleinheid heen), of misschien gewoon saai of vervelend, of teveel, nu is het er maar eventjes: een lieflijk briesje en dan weer veel te vroeg het einde en dit waren ze: de mooiste 22 minuut 44 seconden van je dag.

Recensie van Tim Donker

Bijpassende muziek en informatie