Benedict – You Can Tell Me Nothing That I Should LP

Benedict You Can Tell Me Nothing That I Should LP recensie van Tim Donker, informatie over het album, tracklist en de mogelijkheid tot beluisteren.

Benedict You Can Tell Me Nothing That I Should LP Recensie

Recensie van Tim Donker

En o die stem en oja, en daar sta ik dan. Hier sta ik goed. Naakt, of in vol ornaat. Daar sta ik nu. You can tell me nothing that I should van Benedict ligt me nog vers in de oren. Van daarnet. Toen zat ik trouwens. Op een houten stoellekee voor de steriëe. Of. Ik bedoel dat ik daar zat, met een koptelefoon op mijnen kop, en ik zat te luisteren naar die plaat en het vrat aan me. O. Die klank. Maar vooral: die stem. Het lijkt krek op een andere klank, op een andere stem. God, waar doet dit me toch zo aan denken? Het vrat aan me. Misschien ken ik wel veel te veel muziek. Alles doet me aan iets denken. Aan iets anders dan hetzelf. Het vrat aan me. Ik kon niet eens goed meer naar You can tell me nothing that I should luisteren. In mijn kop hoorde ik talloze andere platen, om maar die ene plaat te vinden. Die ene plaat. Die plaat waar dit me zo aan doet denken. Die stem met name. Toen Benedict gedaan had met door mijn koptelefoon te klinken, stond ik op. Ik liep naar mijn cdkast (wat maar bij manier van spreken is, want in werkelijkheid heb ik vele cdkasten). En daar sta ik nu. Hier sta ik nu.

Hier sta ik nu. Ik laat mijn ogen onrustig gaan. Ik laat mijn ogen racen. Ze racen langs de ruggen der cd’s. Alsof ik zo het antwoord vind. Zo vind ik het antwoord niet. Openbaar je, cd. Ik luisterde daarnet naar Benedict en ik moest denken aan één van jullie. Wie ben je. Spring eruit, cd, spring in mijn blikveld, gun me mijn aha-erlebnis. Ik sta daar maar. Mijn ogen zien niets. Ik lees de namen op de ruggen niet. Ik sta daar maar als een dwaas. En ik weet het niet en ik ga de trap op en ik weet het niet en ik kleed me uit en ik weet het niet en ik poets mijn tanden en ik weet het niet en ik ga in bed liggen en ik weet het niet en ik val in slaap en ik weet het niet en de ochtend breekt aan en ik weet het niet en ik sta weer op en ik weet het niet en ik kleed me aan en ik weet het niet en ik ga naar beneden en ik weet het niet en ik maak de tienuurtjes van de kinderen en ik weet het niet en ik maak de twaalfuurtjes van de kinderen en ik weet het niet en ik maak het ontbijt voor de kinderen en ik weet het niet en ik wek de kinderen en ik weet het niet en ik kleed de kinderen aan en ik weet het niet en ik breng de kinderen naar school en ik weet het niet en ik loop het schoolplein af en ik weet het niet en ik maak praatjes met de moeders die ook hun kinderen naar school brachten en ik weet het niet en ik fiets traagweg terug naar huis en ik weet het niet en ik open het tuinhek en ik weet het niet en ik loop door de tuin en ik weet het niet en ik open de tuindeur en ik weet het niet en ik ga naar de keuken en ik weet het niet en ik zet me een pot verse koffie en heel vaag daagt me iets. Prince of Assyria. Kon het niet Prince of Assyria zijn? Ja. Het kon best eens Prince of Assyria zijn.

Maar goed. Waar had ik het eigenlijk over? Het verhaal achter de plaat. Met wie had ik dat gesprek ook alweer? Met Stefan misschien, of met die hypocriete oetlul van hiernevens. Nee, ik denk toch dat het Stefan was. Het was in ieder geval iemand die zei dat Het Verhaal Achter De Plaat (HVADP) een plaat meer diepte, meer rijkdom, meer reliëf geven kon. Dat verhaal te weten. En ik zei Dat moet dan toch wel een aardig zwak plaatje zijn, als het niet eens op zijn eigen benen kan staan. Als het een vertellinkje nodig heeft om tot spreken te komen. De klank is in de muziek en niet in de bijsluiter, immers. Zei ik. Zei ik allemaal. En ook zei ik dat HVADP voor mij eerder in staat is een plaat te breken, dan m te maken.

Ik denk aan. Ik was zeventien toen ik dingen goed vond. Slechte dingen ook. Maar echt slecht. Want ik was zeventien toen ik een tijdelijke voorliefde had opgevat voor Hotel California van The Eagles. Ik haast me nu te zeggen dat die voorliefde echt zeer tijdelijk was. Goed, The Eagles is niet eens de vervelendste band die ooit bestaan heeft want dat is Queen. Maar toch is het iets waar ik me nu hartelijk voor schaam. Doch ik was jong en onwetend en ik was, niet zonder wrok, uit het Metalen Rijk gestapt. Van mijn tiende tot mijn zestiende was het uitsluitend hardrock en heavy metal geweest dat mij boeien kon. Het begon met dingen als Status Quo en AC/DC en Deep Purple en Twisted Sister; het soort van “harde” rock dat je tante Sjaan ook nog wel gezellig vindt (hè ja neef, zet die nog een keertje op). Maar gaandeweg werd het een zoektocht naar steeds duisterder, steeds harder, steeds extremer, steeds bizarrer. Extreme Noise Terror – dat was al bijna de top. Maar toen. Ik was vijftien. Het jarentachtig geheten decennium was al ver in haar tweede helft. Een metalshow op de radio (Henk Westbroek presenteerde dat, wil je wel geloven) bracht Napalm Death. Dát was het. Dat was hét. Die drums als mitrailleurvuur. De gitaren een lange, vuile drens. En dan die zang. O die zang. Wow. Dat grunten, dat was toen zo nieuw als spik en splinter. Grindcore lag nog zwaar in de luiers. Dierlijk brullen, dat deed Cronos van Venom ook. Maar hem kon je nog verstaan. Dit was een lage blaf, een diepe rochel, een keel vol kiezels. Dit was de primale schreeuw. Ik moest dit hebben, deze plaat. En het duurde ook niet lang voor ik m had, die plaat. Teepte. En stond, op het schoolplein, met walkman, mijn metalen vrienden tegen wil en dank naar Napalm Death liet luisteren. Dit is het dan jongens. Dit is m. De allerextreemste plaat ooit gemaakt. Dit is m, we hebben m, we moeten niet meer verder zoeken. Nu kunnen we gerust zijn. We wisten dat het moest bestaan, ergens, het allerextreemste. Nu hebben we het gevonden. Nu moeten we niet meer zoeken. Nu kunnen we gerust zijn. Totdat.

Niet eens een week later geloof ik. Ik fietste het schoolplein op. Dat mocht eigenlijk niet maar we deden het allemaal. Meestal was er wel een leraar die riep dat je af moest stappen. Dit keer niet. Dit keer was het een van mijn metalen vrienden die me staande hield. De pesterige grijns op zijn gluiperig bakkes zei me genoeg. Hij ging iets aan diggelen slaan. Een illusie meest waarschijnlijk. Ik zat op mijn zadel met mijn voeten aan de grond. En hij, nu met zijn walkman, stond naast me. Hij had iets gevonden hoor. Iets dan nóg extremer was dan Napalm Death. Sore Throat heette het. Hij liet me luisteren. Inderdaad. Het was nog een tikje gestoorder, bizarrer, extremer dan Napalm Death. Een tikje maar. Maar toch. Net dat tikje. Net dát tikje tikte me het Metalen Rijk uit. Als het extremer kon dan het allerextreemste, dan was het eind zoek. Dan was er geen plafond meer. Dan zou er altijd wel iets te vinden zijn dat nog net dat ene tikje meer kon zijn. Ineens had ik geen zin meer in een tikje meer dan het allerextreemste, ineens had ik geen zin meer in deze muziek. Ik stapte uit.

En daar stond ik, buiten het Rijk. Ik kneep mijn ogen toe vanwege het felle licht. Ik zag niks, ik wist niks, ik kende niks. Blind omarmde ik alles wat op me toe kwam. Onder andere The Eagles dus. Hotel California.

Ik zat in de trein. In die dagen zat ik nog wel eens in de trein. Ik geraakte in gesprek met een vreemde. In die dagen geraakte ik nog wel eens in gesprek met een vreemde. Dat is dan langs de andere kant toch wel weer het voordeel van een slechte muzieksmaak: je kunt tenminste nog wel eens met iemand over muziek lullen. Die obscure shit waar ik vandaag de dag naar luister – er is geen hond die dat wat zegt. Maar toen, in die postmetalen dagen, toen ik zelfs de muziek van Madonna niet halfslecht vond (toegeven: nog altijd beter dan Queen), was er vrijwel niets waar ik niet over meepraten kon. Die keer meepraatte ik met een Amerikaan. Eerst ging het over Creedence. Niet slecht. Helemaal niet slecht. Dat vind ik zelfs nu nog echtwaar helemaal niet slecht. Wij noemen die band Sie Sie Ah, zei de Amerikaan. Gedurende het gesprek zou het me gaan opvallen dat die vent bij elke band en elk liedje in één zin zou zeggen hoe ze dat in Amerika zagen, allemaal. Later, ik begon m al een tikje zat te worden, praatten de Amerikaan en ik over The Eagles en meer bepaald over Hotel California. “Dat lied gaat over de Satanskerk.” zei hij. Ik zweeg. Een weinig ontredderd zweeg ik. Ik had altijd (of naja altijd, die viereneenhalve week dat ik het liedje mooi gevonden had dan) aangenomen dat Hotel California ging over vastlopen in je eigen dromen / obsessies en ik wilde van geen Satanskerk weten. Zie daar hoe de eerste barsten verschenen. Ik probeerde het nog te redden door de Satanskerk te zien als één specifieke obsessie maar er bleek geen houden meer aan. Niet overdreven lang nadat het begonnen was, was het alweer klaar voor mij met dat Hotel California en dan ook maar meteen met heel die Eagles erbij ook.

Zie je nu wel Stefan of wie het ook was met wie ik sprak over HVADP? En dit is nu maar een verhaal achter een plaat. Of misschien toont het alleen maar de zwakte van liedjes van The Eagles. Je moet maar één verhaaltje erover horen dat u niet bijzonder welgevallig is, en gans uw goesting is gelijk naar de vaantjes. Maar toch. Hoor toe, vrienden. Leen mij uw oor. Ik ken het verhaal. Het verhaal achter You can tell me nothing that I should van Benedict.

“Benedict is het muzikale pseudoniem van Martijn Smits. Onbezorgdheid werd hem al vroeg ontnomen toen hij in zijn tienerjaren in het Brabantse dorp Someren werd neergestoken. Op het verkeerde moment, op de verkeerde plaats werd hij onbedoeld het doelwit van agressie”,

Zo spreekt en zegt de bio, en ook verhaalt het nog van een verhuis naar Amsterdam (waarom altijd weer dat eeuwige Amsterdam, mensen?), en van de vriendin die bij diene Smits wegging omdat hij zich al te obsessief (hee!) toelegde op het musiceren. En over de pijn van de verloren lief, en de pijn van de steekpartij – daar zou You can tell me nothing that I should in hoofdzaak over gaan.

En ik ken dat wel, een lief dat bij je weggaat en de pijn die je daarvan hebt. En ik ken Someren ook. Ik groeide op niet ver van Someren. Kwestie van steenworpen enzo. Ik ben op kamp geweest in Someren. Ik heb het zien zomeren in Someren. We gingen op kamp, met gans de klas. We gingen gewoon op de fiets: dat is hoe dicht bij Someren we woonden. Een hele week op kamp in Someren, ik vond dat wel wat lang. De laatste avond voerden we een toneelstuk op en alle ouders mochten komen kijken. Mijn vader kwam. Ik was zo blij hem te zien. Ik ben nog nooit zo blij geweest om hem te zien. Ik was altijd blijer met mijn moeder dan met mijn vader. Maar die keer was ik echtwaar tranenindeogenblij om hem te zien. In Someren. Dat. En dat ik vele malen in elkaar geslagen nabij Someren, op steenworpen. Geen steekpartij nee maar wel zeer bedoeld in elkaar geslagen, vele malen, nabij Someren. En dan dat verhaal, en dan die plaat.

Ik kende het verhaal al voor ik de plaat kende. Altijd een makke maar zo gaat dat soms als recensent. Dan krijg je verhalen over platen in je mailbox, en sommige verhalen lees je en sommige verhalen lees je niet. En soms zeg je okee stuur die plaat maar naar mijn kot en soms zeg je dat niet. Waarom je het de ene keer wel zegt en de andere keer niet weet je ook niet. Maar je neemt in elk geval nooit genoegen met toegangscodes naar een of andere link met muziek en een perskit, je moet altijd een Hele Echte Versie hebben. Ik wil iets hebben om te bekijken en vast te houden en de geur ervan te ruiken, ik wil iets hebben om door de kamer te smijten als het het gore lef heeft me tegen te vallen. En vooral wil ik draaien, heel echt draaien, op mijn hele echte cdspeler. Het moet een handeling zijn, niet zomaar een muisklikje. En dus, als iets mijn aandacht om welke onnavolgbare reden dan ook heeft getrokken, zeg ik altijd Ja stuur me maar. Ja stuur me maar een Hele Echte cd. Soms hoor je er dan niks meer van. Maar nu kwam. Een paar dagen later. Met de Hele Echte Post de Hele Echte You Can Tell Me Nothing That I Should. Lag daar. In een Hele Echte Envelop. Op mijn Hele Echte Deurmat. Heel Echt Te Liggen, zodat ik Heel Echt Bukken moest om het op te rapen en daarna in mijn Hele Echte Keuken Heel Echt Op Zoek moest naar een Heel Echt Mesje om de Hele Echte Envelop Heel Echt Te Openen. Het moeten handelingen zijn, verdomme. Geen muisklikjes.

Gek hoesje. Het is een kartonnetje. Gewoon een kartonnetje. Het lijkt wel een recensie-exemplaar. Die komen ook altijd in van die platte kartonnen hoesjes. Maar het is geen recensie-exemplaar. Volgens mij. Volgens mij is dit de Hele Echte Officiële Hoes (HEOH). Recensie-exemplaren hebben dat doorgaans staan, dat ze recensie-exemplaar zijn. Zo van rievjoe koppie, en not for seel. Klaarblijkelijk  verrijken die rievoewers zich anders mateloos anders het sellen van hun rievjoekoppies. Maar ook de gewone wel voor seel koppies komen soms in platte kartonnen hoesjes. De recentste van Simon Joyner bijvoorbeeld. Al een geluk dat Joyner m voor me gesigneerd had, anders was het nogal een doodsaaie hoes geweest. Slecht gelijmd aan de bovenkant trouwens, deze You can tell me nothing that I should-hoes. De voorkant toont een kamer. Iemand daarin. In pak, het hoofd schuil achter draperieën. Een piano, een gitaar, een stoel. Veel doeken. Over de bank, op de grond, over iets halfhoogs in de hoek van de kamer. Er ligt een smal tapijtje op de vloer, het soort van tapijtje waar je heel de tijd over struikelt of over uitglijdt. En wat staat daar eigenlijk voor dat raam, een verrijdbaar douchekrukje of een keyboard op wieltjens? Het ene raam. Het andere raam. De lange gordijnen. Heel de hoes in zwartwit. Het doet een beetje jarentachtig aan, meer bepaald ademt het de sfeer van de New Romantics-beweging. Van Ricco mocht ik dat nooit zeggen. Ik draai het hoesje om. De achterkant: de muzikanten: het instrumentarium: ik zie: drums en bas en toetsen en gitaar en cello en blazers en vokalen. Goed instrumentarium wel. Maar de titels van de liedjes houden niet over. Het lijkt het wereldrecord clichématige titels bedenken wel (en dat terwijl de albumtitel zo ijzersterk is!). Och, wil je wel geloven dat één van de liedjes Stay heet? Kan dat de meest afgezaagde liedtitel allertijden zijn? Ik bedoel, hoeveel liedjes zouden er zijn die Stay heten? Een slordige duizend? Het allermooiste Stay-liedje staat op naam van Radar Bros trouwens. Zo mooi, daar komt geen andere Stay ooit nog overheen dus beter houden muzikanten op deze titel te gebruiken. Zeg maar dat ik het gezegd heb. En luister naar Stay van Radar Bros.

En dit is het, dit is waarom ik hou. Dit is waarom ik Het Fysieke Product altijd zal trouw blijven. Dit is waarom ik zo oneindig veel hou van de Hele Echte geluidsdragers: dit voelen, dit tussen mijn vingers houden, dit aftasten. Een slechte lijmrand zien. Een slok koffie nemen. Bekijken. Hoesfoto, titels, instrumentarium. Inschatten. Dit is muziekbeleving nog voor je één noot hebt gehoord en het is prachtig. Natuurlijk, nu is het maar een kartonnen plathoesje. Deze eerste fase in de muziekbeleving duurt nog vele malen langer als de hoes rijker is. Meer te zien, meer te kijken, meer te lezen, meer te raden. Nu, nu dit klaar is, rest me alleen nog. Nu rest me alleen nog de muziek. Opstaan, naar cdspeler lopen, cd uit hoesje halen, in cdspeler stoppen, lade dicht. En dan zijn we weer terug aan het begin van deze recensie, zo’n vier aviertjes geleden. Want die stem, en waar deed het me ookalweer aan denken?

Ja Prince of Assyria dus. Ook in de muziek een beetje. En de Tindersticks van, laten we zeggen, de Simple Pleasures-era (de plaat die ik zo graag wilde vanwege de hoes maar die ik niet kocht vanwege de muziek) (waarmee niet gezegd wil zijn dat Benedict klinkt als iets dat ik nooit wilde horen, maar Tindersticks… Tindersticks… och, ik kwam van al zo hoge met Tindersticks, van al zo veer. Dat eerste Tindersticks album. De relevatie die dát was. Dat horen op mijn kamer daar, dat was nog aan de Barentszstraat, met die bank die nog van mijn nicht geweest was en hoe ik daar op zat, met open mond, ogen gesloten. Dit was de muziek waarvan ik altijd al wilde dat ze bestond en ze bestond niet en nu wel. Dit was een cd alsof die mannen in mijn ziel gekeken hadden en naspeelden wat ze daar zagen. Ik liet die cd luisteren aan iedereen die m horen wilde en aan iedereen die m niet horen wilde. Ik weet ook nog het andere zitten, het zitten op de kamer van Annette, in schaars licht, wij allebei zwijgend, ik tegen Annettes kledingkast geleund, Annette ergens in het halflicht voor me, het eerste Tindersticks-album op de speler. Later zou ik daar nog een gedicht over schrijven).

Of ook, en verder. Benedict. Een beetje Mark Hollis ook wel. Talk Talk misschien zelfs. David Sylvian. Je zou ook nog naar Scott Walker kunnen zoeken in de randen hier. Die sfeer dus. Die klankkleur. You Can Tell Me Nothing That I should is een fijne, soulvolle, donkere, poëtische, romantische, filmische, grofkorrelige nachtplaat. Een plaat die goed samen gaat met cognac. Een plaat voor whisky. Een plaat voor zwaar, donker bier. Een plaat voor schaarsverlichte kamers. Die plaat. Die plaat is het.

Het lijkt wel op het soort platen dat ik veel draaide in mijn studentenjaren, en naar daar voert Benedict me dan ook. De eenmanskamer overdag, mijn grauwe flat, mijn melancholie, mijn somberte. Mijn staan daar. Voor het raam. In mijn gepijnigde hoofd plaats alleen voor Femke. Want zij was het lief dat mij in de steek gelaten had (later, veel later, zou ze dat trouwens nog een keer doen). En ik stond daar, voor het raam, altijd weer in de hoop dat ik haar zag lopen, dat ze naar mij kwam, dat ze lachte en dat ze zwaaide en dat ze zou komen en dat we voor altijd gingen samen zijn. En nooit kwam ze en altijd was er de pijn maar het was goede pijn want het was de pijn die maakte dat ik wist dat ik nog voelen kon, dat ik nog leefde, het was de pijn die maakte dat ik de muziek zo mooi vond. Het was de pijn die maakte dat ik ik was. En ook die plaat is het.

Maar ook de plaat van een grijze zondagnamiddag in de herfst en geen zin om ergens heen te gaan en ook nergens heen hoeven gaan. Gewoon binnen blijven, en thee zetten, en de kinderen verhalen vertellen, en een plaat draaien. Een plaat als deze misschien. Want ook die plaat is het.

Of de plaat van hoogzomer, de deuren open, in de tuin zitten, een zomers drankje drinken, toekijken hoe de schemering invalt, niets hoeven zeggen, alleen de avond, de drank en de muziek en ja: ook die plaat is het.

Benedict You Can Tell Me Nothing That I Should LP Recensie

Of ook de plaat van de gedroomde levens: hoe je dromen kon dat je schilder was geweest & meer leefde in je atelier dan waar dan ook, hoe je handen vol verf op doeken smeet terwijl een plaat speelde en dat die plaat deze plaat kon zijn want ook die plaat is het.

Of de plaat die doet denken aan hoe ik het zag zomeren in Someren. Mijn vader die kwam kijken naar het toneelstuk en blijer zijn dan ooit om hem te zien. Mijn vader, en wat hij me leerde over muziek en hoe ik daaraan denkend me bedenk dat hij dit best een mooie plaat zou hebben gevonden. Omdat het de plaat is voor cognac en whisky. Omdat het een goede plaat is om bij te zwijgen. Een plaat die me denken doet: als mijn vader nog leefde had ik hem naar deze plaat laten luisteren. Ook. Die. Plaat. Is. Het.

Zo zie. Er is niet een verhaal dat het verhaal is “achter” een plaat die de plaat is: er zijn altijd vele verhalen bij een plaat die op zichzelf alweer vele platen is. Als muziek ergens op slaat, vermenigvuldigt het zich waar je bij staat.

You can tell me nothing that I should is niet enig in zijn soort. Er zijn binnen deze sfeer genoeg andere platen, en eerlijk gezegd speelt Benedict daarbinnen nog niet eens in de eredivisie. Maar dit is wel gewoon een hele fijne plaat. Fijn omdat het plaat is. Fijn omdat het geen muisklik is. Fijn om de stem, fijn om het instrumentarium. Fijn om de cognac en om de whisky. Fijn om de nacht en om de sfeer. Fijn omdat het niets zegt dat ik zeggen kon. Fijn om het spreken en het zwijgen, de klank en het klinken. Fijn om de verhalen en om de platen. Fijn omdat ik elke keer merk dat ik de plaat nog eens horen wil. Dan heb je altijd iets goeds in handen. Misschien niet iets unieks, maar wel iets goeds. En als goed zo goed is als You can tell me nothing that I should, is goed zeker goed genoeg.

You Can Tell Me Nothing That I Should Album Informatie

  • Titel: You Can Tell Me Nothing That I Should
  • Zangeres: Benedict
  • Muziek: indie pop, indie rock
  • Soort album: studio LP
  • Label: DRY/WET Records
  • Tijdsduur: 39:29
  • Uitgebracht: maart 2020
  • Drager: Vinyl White LP

Tracklist en Nummers

  1. You’ve Lost Me Before (2:58)
  2. Mistaken For (4:48)
  3. Talking ‘Bout Roses (4:24)
  4. Finish the Wine (4:02)
  5. New Blue Moon (3:18)
  6. See You Soon (2:27)
  7. When We Were Young (4:16)
  8. Stay (3:43)
  9. Leave the Rain (3:48)
  10. [36] (5:45)

LP beluisteren via Spotify


Bijpassende Muziek en Informatie