Tommaso Mantelli – 9 Useless Tunes

Tommaso Mantelli 9 Useless Tunes recensie en informatie over de nummers op de nieuwe CD.

Tommaso Mantelli 9 Useless Tunes Recensie en Informatie CD

Recensie van Tim Donker

Waarom valt alles altijd tegen? Bijvoorbeeld dat je zit, en dat het stil is, en dat je drinkt en het is dat biertje dat je had meegenomen uit Denenmarken, dat biertje dat je zo lekker leek, dat biertje in die mooie fles, je weet de winkel nog waar je het vond, je weet nog hoe opgetogen je was toen je het vond en dat je dacht die ga ik mee naar huis nemen, die ga ik bewaren, en je nam naar huis, je bewaarde, je bewaarde voor een speciale gelegenheid maar er kwam nooit een speciale gelegenheid, altijd maar de dagen die de dagen zijn & de avonden evenzo en toen, op een nacht in één van de eerste weken dat de hele wereld gek geworden was dacht je dat dit maar die gelegenheid moest zijn, dat je maar moest drinken op een krankzinnige wereld waarin virologen de nieuwe hogepriesters waren en de rivm de dienst uitmaakte en de mens zich welwillend had laten robotiseren, welaan, daar dan, daar drink je op, op het servitude volontaire van La Boétie, en het is stil, en je drinkt, en gans verkeerd is het biertje niet nee maar na ruim anderhalf jaar bewaren en wachten op nooitkomende speciale gelegenheden had je het toch wel een pak of twee specialer gehoopt & waarom valt alles altijd tegen, is wat je denkt.

En je loopt de post te bezorgen in ergens een wijk waar je zelden de post loopt te bezorgen, en het is van dat weer dat eigenlijk geen weer is want het is niet warm en het is niet koud en het regent niet en de zon schijnt niet en het is wat grijzig maar niet echt dreigend en er staat geen wind en je loopt maar en de mensen op straat en je groet en je grijnst en je zegt hier of daar eens wat, vannutzelfde zeg je, of nee inderdaad zeg je, of het mocht iets warmer zijn zeg je, zeg je allemaal, en je loopt, en bij ergens een huis moet je Filosofie Magazine bezorgen. Filosofie Magazine, zie daar nu eens een blad dat je al in geen 27 jaar nog in handen hebt gehad. Vroeger. Ja. Vroeger. In je studentenjaren. Toen las je het veel. Dan ging je dat verdomde studentenkamertje van je eens af, die gore lelijke deprimerende rotflat uit (die goorder lelijker en deprimerender nog was omdat Femke er nooit kwam al kon je haar geen ongelijk geven), dan liep je naar station Overvecht, want in die dagen ging je nog wel eens met de trein want in die dagen hoefde je nog niet gekneveld in de trein te zetten omdat Rutte dat gezeid haadt, in die dagen was er van heel geen Rutte nog sprake, wat een mooie dagen eigenlijk & waarom heb je er niet een beetje meer van genoten?, goed, met de trein ging je, één stationnetje ver, Utrecht Centraal, daar stapte je uit, en in die stationshal daar, waar je toen je weg nog vinden kon (ga er nu eens kijken, zelden iets angstaanjagenders gezien), bij de Bruna, daar verkochten ze dat. Filosofie Magazine. Kocht je elke maand. Ongezien. Met het tijdschrift in een tasje kuierde nog een beetje door de stad, hier en daar boek- en cd-winkels ingaand, want dat bestond toen nog: winkels met boeken, winkels met cd’s. Je liet je ogen zich laven aan boeken en cd’s die je niet kon betalen maar die je graag wilde en die je ooit, als je een bank overvallen had ofzo, kopen zou. En dan. Ging je weer terug. Met de trein. Eén stationnetje ver. Gore lelijke deprimerende rotflat weer in. Met al die domme huisgenoten van je, die je met plezier van het hoogste verdiep zou gooien. Ging je. Dat muffe hol van je in dat je een kamer noemen dierf. Las je. Liggend op bed. Filosofie Magazine. Je stopte ermee toen er eens, rondom kerst docht ge maar een eed kun je daar niet op doen, een “filosofisch bordspel” in het hart van het blad zat, het was, meen je je te herinneren (maar een eed kun je er niet op doen want de hele stapel Filosofie Magazine ging toen regelrecht de papierbak in), een soort filosofisch ganzenbord. Je was al nooit zo’n liefhebber van pogingen om “high brow culture” (vergeef me) een beetje meer “low brow” te maken maar deze infantiliteit grensde aan het ongelooflijke. En nu, bijna dertig jaar later, sta je hier weer eens met een Filosofie Magazine in je hand. Je bekijkt de voorkant. Je bekijkt de voorkant langdurig. Je onderdrukt de neiging om aan te bellen bij het bezorgadres en te vragen of je het blad even uit de verpakking mag halen. Je probeert alles op te slorpen uit die voorkant. Het zou over dwarsdenken moeten gaan. Het denken tegenin. Altijd goed. En iets over het banale kwaad, en hoe Hannah Arendt zich vergist zou hebben. Geheel momenteelderlijk denk je aan Giorgio Agamben, en altijd als je aan Giorgio Agamben denkt, grijns je even. Kort en goed, die avond, achter de computer, bestel je. En het blad komt, en je scheurt open, en je leest (je overweegt even op je bed te gaan lezen, omwille van oude tijden, maar het is vroeg in de nacht en het zou je slapende vrouw misschien storen als je alle lichten aandeed om naast haar te gaan liggen, en te lezen). Op één van de eerste pagina’s een foto van Koreanen (heel erg veel Koreanen) bijeen, enkelen ervan met een mondkapje op en daarbij dan een citaat van Camus: “Ten tijde van een epidemie leren we: er valt meer te bewonderen in de mens dan te verachten”. Hmm. Slecht begin. Ik leer deze tijden veeleer het omgekeerde. De artikelen over het dwarse denken dan maar? Lees je: “Om een filosofisch rebel te zijn, hoef je je niet alternatief te kleden (Nietzsche volgde keurig de mode van zijn tijd)”. Lees je dat nou goed? Gaat dit hier gaan over het uiterlijk van filosofen? Na het filosofisch ganzenbord, een soort filosofisch RTLBoulevard ofzo? En even verderop: “[Z]elfs Jean-Paul Sartre droeg het grootste deel van zijn leven keurig een stropdas”. Lees je dat nou goed? Moet Sartre het summum van de dwarsigheid voorstellen, wiens zelfsheid ons te denken zou moeten geven? Daar. Je keilt het blad in de onderste la van de secretaire. Je weet dat daar nog maar zelden iets uit naar boven komt. Waarom valt alles altijd tegen?

En zomaar een avond en je bestelt een cd en de cd moet van ver komen en het duurt lang, zo lang dat je vergeet wat dat nu ook alweer was voor cd, en als die eindelijk komt doe je iets wat je zelden doet: meteen in de cd-speler proppen (zo’n cd moet eigenlijk een beetje voorkameren, die moet daar even liggen, op temperatuur komen, een paar dagen, misschien enkele weken, af en toe moet je hem pakken om de hoes te bekijken, en de liedtitels te lezen, en het instrumentarium door te nemen, een poging wagen of je de muziek in gedachten reeds kunt horen, je moet er veel dingens aan hebben, hoe heet dat weer?, voorpret ofzo, maar die keer gaat het meteen de speler in, en het is totaal onbeduidende muziek, je hebt geen idee wat je er ooit in hoorde, toen, toen je bestelde, waarom bestelde je toen was je dronken ofzo, helemaal op het einde klinkt een niet rotslecht liedje en je denkt dat dat het misschien was, dat je dit liedje ergens gehoord had, en je denkt moet niet rotslecht nu de maat gaan worden? & waarom valt alles altijd tegen?

En je gaat de stad in, want dat kon toen nog, om een vrouw te ontmoeten, en toen ge kinderkens waart had gijlie nog bij elkaar in de straat gewoond, en ge waart zo’n beetje elkaars beste vrienden geweest, maar ge hebt elkaar al bijna dertig jaar niet meer gezien, en daar ga je dan, en gijlie ziet elkaar, en elkaar stevig vasthoudend sta je, en kijken en vasthouden en kussen en pas na lange tijd zet je je in beweging, en gijlie houdt elkaar nog immer stevig vast en het lopen is meer strompelen en toch sta je veel te snel bij een restaurant, een restaurant waar je maar zo zou kunnen gaan eten, de geur die naar buiten warrelt is niet kwaad, maar gijlie hebt nog geen zin om er te gaan zitten, en je blijft lopen, een lopen dat meer strompelen is, elkaar stevig vasthoudend, soms even staand, soms even zittend, soms zwijgen en vasthouden en staan, soms kussen en kussen en kussen, en dan weer lopen, en gaan, en dan weer dat restaurant waar je maar zo zou kunnen gaan eten, maar weeral te vroeg en dan het gaan weer, en het praten, en het staan, en al die dingen, en dan ten derde malen dat restaurant en dan ga je maar binnen, en je gaat zitten, en je bestelt wijn, en ze blijkt ten halve een wijnkenner te zijn en alles is goed maar het eten is het slechtste dat je in lange tijd gegeten hebt en je denkt waarom valt alles altijd tegen?

Of dan dit. Tomasso Mantelli. Een Italiaan ja. Een Italiaan met een akoestische gitaar. Een Italiaan die in Kill Your Boyfriend heeft gezeten. Wat ik een fantastische band vind. Simpel en puur, zo zou het moeten zijn op dit album. Zegt de bio. En ik weet wel, geloof nooit bio’s. Zelfs niet al werden deze woorden opgetekend uit de mond van de man zelve. Geloof nooit wat artisten zeggen over hun muziek, of hun intenties. 9 useless tunes, dat vind ik dan wel weer een geweldige titel. Maar de kitscherige hoes. Ja. Eén van de lelijkste hoezen van dit jaar, kom in december maar eens af met lelijkehoezenlijstjes, ik nomineer alvast deze.

Een man met een akoestische gitaar. Daar had ik al discussies over met Angelique. Toen we student waren en op haar bed lagen, in dat kot van haar met die achterlijke poster van Björk aan de muur. Angelique, die vond dat allemaal maar niks. Die zag daar een soort van machismo in dat in haar oren alle countrymuziek onbeluisterbaar maakte. En ik snapte haar punt wel, maar ik vond dat zij zich dan depriveerde van zoveel muziek die zo intens, zo mooi, zo gloedvol kon zijn. Als je muziek ontdoet van al het overbodige kan er iets overblijven dat zo kaal is, zo intens, zo raak is. Zei ik. Zei ik allemaal. Een beetje wat die Mantelli ook zegt in die bio daar.

Wat had ik verwacht? Had ik echt keelsnoerende grondnagelende schoonheid verwacht? Nee. Misschien een soort van folkie, misschien iets dat aangenaam zou kabbelen. Een beetje verstilling allicht. Het zou al mooi zijn als die gast een fijne stem had. Het zou al mooi zijn als dit het soort cd was waarom in ieder geval één heel mooi liedje staat. Ofnee. Het zou al mooi zijn als er ergens tegen het einde een niet rotslecht liedje zou weerklinken.

Wat had ik verwacht? In ieder geval iets dat me aangenaam zou treffen. Shyrec grossiert zo’n beetje in het geluid dat ik associeer met het Groot-Brittannië van na de punkgolf. Postpunk, wave, electro. Niet meteen een label waar ik een akoestische plaat op verwacht.

Wat had ik verwacht? Een elementaire bluesplaat a la Robert Johnson of Leadbelly? Fingerpickin’ in de stijl van lawwezegguh John Fahey, Robbie Basho, Jack Rose of Peter Walker? De stoffige neo-country van iemand als Howe Gelb? En nu we toch over zinderende zandwegen lopen te lopen: had ik hier een nieuwe Juan Martin in hopen te ontmoeten?

Neh. Eigenlijk had ik niets verwacht. Gehoopt had ik. Op iets dat misschien niet heel onaardig zou zijn.

Maar dit. Weet je waar dit aan me deed denken? Weet je die bandjes nog? In de jaren tachtig had je ze. Voornamelijk in Amerika. Ze speelden muziek die maf genoeg met de naam hardrock getooid werd. Maar het was niet hard, en niet eens echt rock. Ze kleedden zich op een manier die voor stoer moest doorgaan. Maar het zag er alleen maar ongelooflijk belachelijk uit. Die muziek. Die niet blafte, en niet beet. Vaak waren meisjes er gek op. Die hingen dan ook wel eens poster op. Van de zanger of de gitarist van zo’n soort band. En soms ging zo’n soort band dan wel eens een akoestisch album maken. Om die meisjes te laten zien dat ze niet alleen maar zogenaamd ruig konden zijn maar ook zogenaamd gevoelig. En die akoestische platen verschilden niet zoveel van hun elektrisch versterkte platen. De gitaren zagen er alleen een beetje anders uit. Dat soort platen. Wat ze normaal speelden met elektrische gitaren en dan ruig moest heten, heette gespeeld met akoestische gitaren kennelijk gevoelig.

Tommaso Mantelli 9 Useless Tunes Recensie

Daar deed me dit aan denken. Aan het niet echt gevoelige album van een niet echt ruige band. Mantelli zingt alsof hij gewend is te schreeuwen, en wat hij op die akoestische gitaar doet raakt mijn kouwe kleren nog niet. Het is niet ingetogen, het is niet verstild, het emotioneert niet, en het is zeker niet simpel en puur. Het is wat gepluk aan een gitaar en bijkans elk liedje klinkt hetzelfde als het vorige liedje. 9 inwisselbare deunen was een betere titel geweest. Zelfs dat ene niet rotslechte liedje is me niet vergund en ik denk waarom valt alles altijd tegen.

Wel. Oké. Goed. Zoek ik mijn heil toch bij Talk To Her? Die ken ik dan toch, en die rijm ik al heel wat beter bij de klankkleur van Shyrec. Inderdaad. Hier slaat de klok (minimal) wave. Hier slaat de klok electro. En ook postpunk slaat de klok hier. We zijn er weer hoor. In het Groot-Brittannië van de tachtiger jaren. PiL is naastebuur. Duister, maar ook opzwepend. Soms schittert een romantischer tintje door, zij het dan de romantiek van de zwarte roos: af en toe had ik een lichte associatie met Marc Almond, Klaus Nomi en godbetere het zelfs Laurie Anderson! Nee, dit is niets nieuws. Minstens honderdduizend platen klinken als deze, en er is geen enkele strikte reden om daaruit specifiek deze te kiezen. Dit is wat ik verwacht van Shyrec, dit is wat ik verwacht van Talk To Her (awkee, dat laatste is misschien niet helemaal eerlijk… Love will come again is feitelijk hun debuutcd, slechts voorafgegaan door dat prachtig ep’tje dat Home heette en dat ik destijds ook besprak, hier of elders). Maar het is goed. Het is mooi. Het is duister. Soms is het fijn te krijgen wat je verwachtte. Geen alarms en geen verassingen, geen alarms en geen verassingen, geen alarms en geen verassingen alstublieft. Alles is nog goed, ik ben nog steeds verdoofd, ik heb nog steeds een liedje van Radiohead in mijn hoofd.

Zabrisky, de zelfgetitelde en als ik het juist heb vijfde cd van Zabrisky, raakt ook aan het Groot-Brittannië van de jaren tachtig maar wel aan een andere hoek van het alternatieve spectrum. Een soort van Brits alternatief waar ik niet zo van hou. Let op, ik ben niet mijn buurman, ik vind niet dat Brits per se verheven is boven Amerikaans – toch niet als het om muziek gaat. Nee, Amerika heeft veel meer muziekstijlen voortgebracht die mijn aandacht hebben dat Groot-Brittannië ooit nog gaat kunnen doen. Dit is een voorbeeld van britsheid dat me nooit echt heeft weten te raken.

Dat alternatieve gitaargeluid dat ze daar hadden in de jaren tachtig, voor Britpop een instituut werd en alles verder de goot in hielp (al beken ik schuld aan een kortdurende, ik herhaal en onderstreep kortdurende voorliefde voor de muziek van Blur). Nee, ik bedoel niet shoegaze al zegt Zabrisky daardoor beïnvloed te zijn. Shoegaze had nog dat slaperige, gedrogeerde geluid dat maakte dat het mij wel smaken kon, mits gedoseerd genuttigd. Ik bedoel ook niet madchester. Dat had scheutjes dance toegelaten. Ook daar heb ik nooit veel van gehouden, maar ik kon nog wel snappen hoe een ander ervan kon houden.

Nee ik bedoel dat hele lichtvoetige alternatieve gitaargeluid van bijvoorbeeld The Smiths, en later Belle and Sebastian (hoewel de laatsten geen tijdgenoten waren van de eersten en de laatsten een paar hele mooie ep’tjes hebben gemaakt vooraleer ze echt vervelend werden). Op de havo was ik bevriend met een gast die Patrick heette en die was helemaal waus van deze muziekstijl (halllo Patrick, hoe gaat het met je jongen? Bel me eens). Die had ongetwijfeld nog twintig andere referentiebands in deze sfeer kunnen noemen (hallo Patrick, bel me eens). The La’s, was The La’s ook niet zo’n soort band? Daar hoorde ik Patrick ook wel eens over. Nietsaandehand-muziek, zo noemde Antonio en ik dit altijd. Het geluid was heel licht, de zangers hadden meestal geen opmerkelijke stemmen. Het had een zeker poëtisch karakter, dat moet ik toegeven maar het was daarom nog niet dat het mij kon aanspreken. Het miste het duister van de postpunk, het miste de mist van shoegaze, het miste meer dan het had. Dit heel open, vederlichte, alternatieve gitaargeluid is wat Zabrisky op Zabrisky biedt en ik weet niet goed of het me tegenvalt of niet want ik ken maar twee andere werkjes van deze band: Fortune is always hiding en dan nog een singeltje waarvan de naam me nu niet te binnen wil schieten en ik weet begot niet meer hoe die werkjes klonken – maar dan weer: dat vergetelijke is nu net de pregnantste eigenschap van dat Britse alternatieve gitaargeluid uit de jaren tachtig waar in het hier over heb).

De cd voorziet wel in een behoefte. Ooit had ik een verzamelcd met dat soort Britse bandjes erop, maar die heb ik weggegeven aan de buurvrouw. Want ik draaide die cd nooit. Want ik vond er zo weinig van. Later bedacht ik me dat ik helemaal geen muziek in die sfeer heb, en er is één ding waar dit soort muziek heel mooi bij past: het voorjaar.

Eigenlijk het hele vroege voorjaar. Maar dat is mijn fout. Want ik ben weer eens laat met mijn recensie. Dat je voor het eerst weer met je nog ongekamde haren en in niets dan je onderbroek in de vroegmorgen even de tuin in kan lopen om iets in de plastiekbak te gooien en dat je voor het eerst na al die donkere koude maanden weer het gras onder je voeten voelt kriebelen. Dat gevoel. Dat sprak de muziek van de bandjes die ik hierboven bedoelde, dat spreekt ook de muziek op Zabrisky. Dat het de loomheid en de broei van de hoogzomer mist, dat vele tinten te licht is voor de herfst en winter is niet eens zo erg: met die gigantische muziekverzameling van mij zijn er wel meer cd’s die voor maar enkele weken per jaar op mijn radar zijn. Dat de enige cd die me precies geeft wat ik verwachtte de mooiste is van deze Shyrec-worp (ja ik bedoel inderdaad Love will come again), vind ik dan wel weer een beetje jammer. Wie het bekende liever heeft dan het onbekende, wordt oud. En een gevoel van gebrekkigheid is wat ik juist liever niet over hou aan mijn allergrootste passie: muziek. Waarom valt alles altijd tegen?, verzucht ik dan ook maar weer eens.

Recensie van Tim Donker

Tommaso Mantelli – 9 Useless Tunes CD Informatie

  • Titel: 9 Useless Tunes
  • Artiest: Tommaso Mantelli
  • Soort album: studio CD
  • Label: Shyrec
  • Drager: CD

9 Useless Tracks Tracklist en Nummers

  1. Just Around the Bend (4:48)
  2. Empty Promise (3:40)
  3. Bitter Sweet Doomsday (3:48)
  4. I Will Learn (3:01)
  5. Now and Before (3:01)
  6. Which Game (3:47)
  7. Your Place in the Universe Is Perfect (2:32)
  8. It Can’t Be That Bad (4:07)
  9. I Smile (3:50)

CD beluisteren via Spotify


Bijpassende Muziek en Informatie