Categorie archieven: Recensie

Broeder Dieleman Oh mijn ziel en Remy van Kesteren Muses recensie

Op deze pagina kun je de tim Donker recensie van de albums van Broeder Dieleman Oh mijn ziel en Remy van Kesteren Muses lezen. Beide albums zijn uitgebracht door Snowstar.

Broeder Dieleman Oh mijn ziel en Remy van Kesteren Muses recensie

en tijd weeral later

en tijd weeral later, en de aarde die draait gelijk uw oren, en altijd voort, en alles is anders nu

want ik woon niet eens meer in hetzelfde kot, ik ging weg uit het andere en eigenlijk-veel-betere kot, en verder ging ik, zij het nu ook weer niet zo heel veel verder, het is maar aan de andere kant van het dorp, aan de eigenlijk-veel-mindere kant van hetzelfde dorp dat ik woon nu maar evengoed is het een elders wonen, een elders zijn, in een kot dat elders is

en ook zij ging henen, mijn lieve tante Agaath, de laatste der broers en zussen langs moeders zijde, al vanaf ik een piepklein kinderken waart was zij mijn lievelingstante, mijn twede moeder, mijn lieve tante Agaath, die toch nooit sterven zou, want dat had ze beloofd, ik had haar er nog zo om gevraagd, daags na de begrafenis van mijn moeder vroeg ik Gij gaat toch nooit henen gaan lieve tante Agaath en nee had zij gezeid, ik ga nooit henen had zij gezeid, Gij gaat toch eeuwig leven lieve tante Agaath had ik gevraagd en ja had zij gezeid, ik ga eeuwig leven, en Als gij toch moet gaan, lieve tante Agaath, ga dan in ieder geval pas nadat ik gegaan ben en ja had zij gezeid, dat beloof ik, en toen hadden we gelachen en erop geklonken en van andere dingen gesproken maar evenzogoed is zij toch gegaan en het voelt alsof ik nu pas echt wees geworden ben dan

en op een avond deze zomer viel ik van de trap heronder, helemaal van boven naar helemaal beneden en ik brak mijn sleutelbeen en met mijn rechterarm gestoken in een mitella ging ik deze zomer, stapte ik deze zomer, liep ik deze zomer doorheen een Spanje dat ofnee laat maar, en later liet ik weg de mitella maar nog altijd wil mijn rechterarm minder goed mee dan mijn linkerarm en soms, in slapeloze nachten, die niet moeilijk zijn want het is deze nachten altijd wat met die rechterarm van mij waardoor ik slecht in slaap kom en als ik slaap nog bizardere en angstaanjagendere dromen droom dan ik altijd al deed, soms dus, in zo een slapeloze nacht, peins ik eraan dat dat nooit meer sal regkom en dat tot in lengte van jaren voort moet met een treurig exkuus voor een rechterarm

en de kinder zijn ouder en ik ben ouder en de aarde is ouder en alles is ouder en alles is anders nu

want tijd weeral later en de aarde die draait gelijk uw oren draaien en altijd voort en alles is hetzelfde nu

want ook in dit kot zit ik koud en bevend onder het groot welnetzogoedmariekevormig tochtgat in mijn leven want ook nu nog zit ik met dat welnetzogoedmariekevormig gat waardoorheen de wind waait en de regen valt en de kou komt en alleen welnetzogoedmarieke past in dat gat en alleen welnetzogoedmarieke kan dichten en kou en wind en regen stoppen maar welnetzogoedmarieke is opgestaan en plaats vergaan en nu zit ik met dat gat daar, nu zit ik al tijden nooit gans en geheel meer tochtvrij

en ook in dit kot zie ik de mensen in de straten, en de huizen in de straten, en ook in die huizen huizen mensen

en ook in dit kot blijven de oren drajen waardoor ik iets niet alle dagen hetzelfde hoor

en ook in dit kot is er mjoeziek

stilte

mjoeziek

ook in dit kot blijft er, gelukkig, mjoeziek doorheen de deur komen. dat komt zomaar door de deur. daar moet je niks voor doen

snowstar bijvoorbeeld

niet gedacht dat ik daar ooit nog van horen zou

maar ik hoor

Remy van Kesteren bijvoorbeeld. Ja. Dat was nu eens zo’n soort seedee. Dat soort seedee. Ne mens met ne harp. Hoe heette die seedee ookalweer?, en waar hoorde ik die ookalweer voor het eerst?, dat moet nog in het vorige, in het eigenlijk-veel-betere kot geweest zijn, iets met een rode schildpad, dat kwam zomaar doorheen mijn deur, daar moest ik niks voor doen, en ik hoorde dat, die man, die harp, die rode schildpad, en ik vond dat mooi, ik vond dat heel erg mooi, ik vond dat om te jubelen zo mooi en dus jubelde ik, ik jubelde hier, of elders, dat weet ik niet meer maar ik jubelde. En dan staan die woorden daar, te lezen voor iedereen met een scherm tot zijn of haar beschikking, en ik, des anderendaags nog eens naar die rode schildpad luisterend vond er niks jubelenswaardig meer aan. Dat is nu eens zo’n seedee die ik daarna nooit meer drajen dierf. Want ik kon het nog aan de woorden wijten, ik kon nog denken dat het kwam omdat ik er woorden aan gegeven had, ik had woorden gegeven aan wat mijn oren gehoord hadden en die oren kunnen daar niks aan doen, die krijgen die woorden maar opgedrongen en die kunnen uit nijd drajen, de volgende dag. En ik dacht dat liever dan iets anders en dus luisterde ik nooit meer naar een rode schildpad, niet van verre en niet nabij.

Remy van Kesteren Muses

En nu andermaal komt Remy van Kesteren doorheen mijn brievenbus en dit keer jubelt hij, of liever: hij laat zijn harp zijn muzen bejubelen.

Andermaal kwam Remy van Kesteren doorheen mijn brievenbus en alleen mijn dochter en ik waren thuis. En we wisten niet wat we moesten denken van een man in een rood pak een man in een groen pak met een draagbare harp. Op een heuvel. Mijn dochter, mijn moje lieve grappige wijze achtjarige dochter lachte er een beetje om, en ik wist niet wat te denken want het waren nu nog alleen mijn ogen om te horen en mijn ogen zijn het nog vaker met mijn oren oneens dan mijn oren met zichzelf.

Ik wist niet wat te denken en dus dacht ik maar niets.

Andermaal komt Remy van Kesteren doorheen mijn brievenbus en het is zijn harp die zijn muzen hier bejubelt, en welk zijn dan zijn muzen? Radiohead en Thom Yorke solo en Aphex Twin en Bon Iver en Kendrick Lamar en Satie en Muse en John Hopkins en Sibelius zijn het die hier worden getransponeerd naar de harp.

En er zijn betere, en er zijn mindere muzen.

En John Hopkins ken ik niet.

Tenzij dat Lightnin’ Hopkins is. Maar die heette toch Sam?

Het is middag, en eigenlijk veel te laat als ik Muses een eerste voorzichtige draai geven durf. En het is niet slecht, mijn oren vinden het voorwaar niet slecht wat ze daar horen, maar het is maar kort, de eerste vier liedjes en dan moet ik de kinderen al van school gaan halen.

Het is een andere dag, en ochtend, als ik Muses voor de twede keer in mijn speler steek, al even voorzichtig. Een ochtend met koffie en zon en daar is hij dan: de volledige seedee.

En het is mooi. De klanken vlechten zich in het licht dat doorheen mijn ramen valt en het is mooi.

Misschien schurkt het af en toe een beetje tegen edelkitsch, ik zal de laatste zijn om dat te verhelen.
Misschien kabbelt het hier en daar een beetje naar Gemakkelijk Luisteren maar daar moet niet perse iets mis mee zijn, wat is dat het met dat luisteren dat dat niet af en toe een beetje gemakkelijk zou mogen zijn want al te vaak luistert het al moeilijk genoeg, hee.

De klanken en het licht vervlochten en op slag smaakt mijn koffie vier of vijf strepen beter.

Misschien scheelt het dat ik de orzjienelen niet ken, behalve dan van Satie natuurlijk, de derde gnossienne, die kent iedereen. Mijn vader en mijn moeder waren groot Satieliefhebbers en die derde gnossienne zendt altijd nog rillingen over mijn rug, een huiveringwekkend mooi stuk, ook in deze vertolking of misschien zelfs meer nog.

De harp prevelt. De harp spreekt. De harp zingt. Tot de harp zwijgt, de seedee is gedaan, mijn koffie is op, de kinderen moeten nog lang niet gehaald en voila nogmaals dan, Muses.

En dan de broeder. O. De broeder. De broeder is de broeder, zijn wij niet de broeders hoeder.

broeder Dieleman. Zijn vorige vond ik wat minder. En deze is –

De broeder is de broeder. De broeder is klein alchemie, de broeder is het zout der aarde, de broeder is klei, de broeder is modder, de broeder is de regen die valt, de broeder is het water dat stroomt, de broeder is Zeelandser dan Zeeland zelve.

Broeder Dieleman Oh mijn ziel

De dagen van weleer mogen de dagen van weleer zijn: het kippenvel raast bij Oh mijn ziel niet over gans mijn lichaam zoals het bij alles tot en met Komma wel deed (en ik hoor u spreken over gewenning maar dan weer: niet lang voordat nee eigenlijk toevalligerwijze zeer kort voordat men mij vroeg of men mij Oh mijn ziel mocht doen toekomen, had ik alles tot en met Komma weer eens op de steerjoo voorbij laten trekken en wat denk je? Kippenvel, grondnagelende verstilling, ademloosheid, keelsnoering – weer. Iedere keer weer).

Deze broeder is een solide broeder. Moje, troostrijke, rustgevende folk. Baby Dee speelt een nootje mee (op accordeon, op vleugel, op zang). Baby Dee. Niet de minste, niet de meeste. Baby Dee. Een boek van liedjes voor Annemarie. Was dat ook niet harp trouwens? Baby Dee. Heb je haar ooit achter de piano zien zitten? Fascinatie, bewondering en onversneden angst zullen uw deel zijn. Baby Dee. Met die uit alles herkenbare stem, zo vet aangezet, zo tejatraal, zo operatesk, het perfekte kontragewicht voor Dielemans nuchtere praatzang.

Oh mijn ziel. Muses. Twee seedees. En alles is bij het oude. Muziek omhelst nog. Muziek vervlecht zich nog met het licht. Muziek blijft nog drijven in je koffie. Muziek troost nog. Nog muziek. Altijd nog.

Bijpassende informatie

Tiny Room Records nieuwe muziek

Tiny Room Records nieuwe muziek van Victory Hall, Combo Qazam, Toby Goodshank, Caspar Milquetoast. The World of Dust, Ilsha en Astral Swans recensie van Tim Donker en informatie.

Tiny Room Records nieuwe muziek Victory Hall, Combo Qazam, Tboy Goodschank, The World of Dust en Caspar Milquetoast

Recensie van Tim Donker

Toen brak de week aan dat de seedees zouden binnen komen die ik besteld had toen ik dronken was. Ik herinner me nog wel dat ik iets bestelde, saavonts laat, na mun laatste wijntje, toen ik beter boven zou, en in bed, en rust, maar ik had geen zin in boven, en in bed, en in rust, en ik zat daar maar. Ik had al te lang geschreven, en ik had ook al te lang gelezen, en in die stomme teevee heb ik sowieso zelden zin, misschien kon ik een seedeetje drajen, of misschien zomaar mjoeziek, misschien eens iets maken van dat schriftje dat ik heb. Ja. Ik heb een schriftje. Daarin noteer ik namen van bands, artisten, seedees. Dingen om eens uit te zoeken ooit. Het leek me handig om die dingen om eens uit te zoeken ooit allemaal bij elkaar te hebben, in één schriftje, maar negen keer op tien kan ik dat schriftje niet vinden als ik ergens (waar?) op een naam stuit die ik misschien eens zou moeten uitzoeken zodat ik nog altijd niet af ben van de notities op achterkanten van enveloppen, op bio’s, op reclamefolders, op kladjes en op aanzetten tot recensies. Maar er staan toch nog verbazend veel namen en seedeetitels in dat schriftje, tientallen, honderden. En dan nooit tot uitzoeken komen nee. Maar nu misschien? Dus ik deed, ik zocht uit, ik luisterde, en ik bestelde ook ja, dat herinner ik me nog, dat ik dingen bestelde, maar wat?

Toen ging het binnenkomen. Toen kwamen ze. En ik herinnerde me niets. Two by four van Piano Interrupted? ??? Bes van The Dwarfs of East Agouza? ??? To Live A La West van Saint Abdullah? ??? Body Music van Ellen Fullman? ??? Wie had daar nu ooit van gehoord, van dat alles? Wie kende dat maar? Naja, Ellen Fullman, dat doet wel een bel rinkelen maa een tamelik verre bel toch. En The someday herald? Victory Hall? Echt? Heb ik dat besteld?

O wacht. Dat laatste kwam zomaar. Dat kwam uit Bilthoven. Dat was van Tiny Room Records. O. Maar daar had ik nog meer van liggen, toch? Op het seedeekasje, daar waar ik het nieuwe, het nog onbeluisterde bewaar. Daar lag. Daar ligt. Nog een flinke stapel ook. Tiny Room Records. Uit Bilthoven. Nog niet naar geluisterd? Waarom niet? Of waarom niet nu, nu in deez uren hier voordat de kinderen uit school komen. Hoewel ik stiekem eigenlijk benieuwder ben naar die Dwarfs of East Abouza. Maar goed. De mooiste dingen schuilen soms achter de nietszeggendste namen.

Een naam als Victory Hall bijvoorbeeld. Die met The someday herald een soort alternatieve strandmjoeziek brengen. Warmig, wiegend en zomers. Een soort Arnold (die van The hillside album), maar dan beter. Of wat Oldham deed met die Mountain-EP van hem. De getoonzette namiddag van een hete dag. Vooravond misschien al. Je deed niet veel deze dag, deze dag zou de boeken niet in gaan, deze dag vergleed gewoon. En dit is de mjoeziek ervan. De guitaar wordt soms gekrabd. O wat heerlijk wordt die guitaar dan gekrabd. Ik ben jaloers op die guitaar. Losheid. Rust. Ontspanning. Dromerig, en je kwam nog één keer boven. Hoe schoonheid links van je kon zijn, en rechts, en onder je, en achter, en hoe alles geheel momenteelderlijk helemaal goed kon zijn. Je kon al bijna de zon aanraken. Dat is Victory Hall, dat is The someday herald.

Combo Qazam tapt uit overliggende vaten. Ghost interior laveert tussen duistere postpunk, dreigende postrock en minimale free rock. Een flard delta blues misschien. Af en toe wat psych of space rock, kan ook. En hoor ik daar in de verte wat mathrock misschien? Kan allemaal. Of. Naja. Kan niet altijd allemaal, soms helt het me een weinig teveel over naar progrock en er is weinig dat ik erger haat dan progrock. Maar hee, wie een prachtig liedekijn als Bird uit mijn speakers kan laten dwarrelen, mag zich al eens vertreden.

Moeilijker heb ik het met Toby Goodshank. Deze gast speelde naar het schijnt ooit bij The Moldy Peaches maar heeft solo ook behoorlijk wat titels op zijn naam staan. Daar is Truth Jump Fall er maar één van; het kwam al in 2011 op seedee uit en beleefde sedertdien nog een heuse re-issue ook. Nu komt Tiny Rooms dus met een vinyllen versie. Ik denk dat hier gezocht wordt naar een “rebels” soort lofi garage country ofzo, ik weet het niet, het kan mijn kouwe kleren nog niet raken. Billy Childish deed dit eerder en veel, veel beter. Maar als je zin hebt in een kort niksaandehand-seedeetje, geef Truth Jump Fall dan een draai. Misschien iets voor aan het begin van een feestje. Als er nog geen gasten zijn.

The World of Dust blijft The World of Dust. Hoe kun je het zeggen? Het is een Mount Eerie anno Wind’s Poem; toen alles wat The Microphones interessant maakte was losgelaten en vervangen door plaatlange dromen. Wat gek is, is dat het instrumentarium op Gaman enorm divers is. Er is een banjo een ukelele een harmonium een piano een marimba een zingende zaag een gong een klarinet een tabla een citer een bouzouki een trompet een metallofoon een accordeon een wijnglas. Te naam slechts een paar. Je zou de onvoorspelbare gekte verwachten van Tom Waits in zijn beste jaren (zijnde Frank’s Wild Years en Rain Dogs en Swordfishtombones) maar neen. Het zoemt. Je zoemt mee op. Suikervrije droom. Die stem, ik weet het nog steeds niet met die stem, ik denk dat ik het mojer zou vinden als er gastvocalisten zouden zijn, vrouwen bijvoorbeeld, de liedjes kunnen aan kracht winnen als zij gezongen werden door vrouwen. Nu is het bereik van de plaat beperkt en glij je overheen verschillende fases van dezelfde sfeer. Bijvoorbeeld. Toen je thuis kwam na een lange reis. Toen het lente was, en je met je blote voeten door het gras liep. Toen het rommelig werd en niemand minder dan Karl Blau meedeed op sax. Toen een luizige maan opkwam en de barbecue een goudbruin visje ophoestte en het bier nog niet op was. Toen het opstaan nog niet van harte ging. Toen je de melankolie vond, toen die daar gewoon op straat lag. Toen de wereld op je schouders ging zitten, of was het maar een vlinder? Toen het licht je deken werd. Toen verre echo’s snel naderden. Toen het schijnen niet meer scheen te schijnen. Toen je al niet meer wist of je droomde, of sliep.

Ik blijf denken dat The World of Dust iets heel groots in zich heeft, en dat dat komen gaat, ooit. Met gastvocalisten ofzo.

Maar ronduit prachtig is We’ll have tea van Caspar Milquetoast. Een naam ontleent aan een vroeg twintigste-eeuwse stripfiguur. Zo maf, en zo tegenstrijdig als dat klinkt is ook alles aan deze plaat. Jammer dat dit niet op seedee is. Ik geloof dat dit ook op seedee is. Jammer dat dit niet op seedee is; die gebrande cd-r dingen bij gebrek aan plaat (ik heb wel een platenspeler hoor) neigen er op één of andere manier toch altijd toe op zolder te eindigen in plaats van in mijn vier vijf zes seedeekasten gereserveerd voor de allermooiste seedees. Milquetoast verenigt het onverenigbare. Het is lofi, het is maf, het is verstild en warmig en melankoliek en troostrijk en experimenteel, het is vervreemdend en vertrouwd, droomachtig, surreëel, woest, en lief. “Alice in Wonderland ontmoet de bijbel” zo noteerde ik op een kladje bij één van deze liedjes. Soms doet het denken aan de zeventigerjaren folkzangeressen die mijn vader wel eens draaide op zondagochtend aan het gezamenlijk ontbijt (met croissants en zachtgekookte eieren en versgeperst sinaasappelsap), andere keren doet het denken aan de oncontroleerbare woestheid van The Microphones in de jaren dat The Microphones nog echt goed was. Salieri is het op een na laatste liedje en van een huiveringwekkende schoonheid. Het hoogtepunt van deze plaat. Waarna nog het Anne Clark-achtige The negation volgt. En dan gedaan. Als alles.


Tiny Room Records nieuwe muziek The World of Dust, Ilsha en Astral Swans

  • The World of Dust – True sound (CD)
  • Ilsha – Dive (12” vinyl / digital)
  • Astral Swans – Astral Swans (12” vinyl / digital)

Recensie van Tim Donker

& wat is & gemaakt van wolk & verder dus maar weer met / zonder net tot je hier gekomen bent & waarom zou je hier & wat is hier & hier is alles gemaakt van nieuw & nieuw is zonder ziel & is niets & eventueel is niets niets in afwezigheid van niets & niets om over naar oud huis oud zeer te schrijven & jezus schreef met zijn vinger in het zand & iemand schreef iets in het stof & tot stof zullen we vergaan & waren al vergaan de moeder de vader de opa de oma & maar & maar ik weet zitten nog ik weet het nog ik weet het zitten achter in de auto nog met mijn vader aan het stuur (met een blinde brombeer aan het stuur lagen alle wegen voor ons open) & met pappa aan het stuur lag de zuidwillemsvaart links van ons te schitteren heel de weg lag de zuidwillemsvaart links van ons te schitteren want misschien was het pas bij den bosch dat we de snelweg op gingen waar we verder noordwaarts gingen immer verder noordwaarts altijd noordwaarts wegen leiden noordwaarts want daar in het noorden gingen we nog daar in het noorden moesten we nog daar in het noorden bezoekjes afleggen zolang we konden bezoekjes afleggen waarvoor we noordwaarts moesten heel het eind langs de zuidwillemsvaart misschien pas bij den bosch de snelweg op gaan & in de lucht hing de regen & daar hing die te hangen & boven ons hing de regen stil & naast de regen hing de zon & naast de zon hing de maan & alles hing aan lijnen & wat als de maan nu eens geschilderd is & wat als het duister nu eens het canvas is & alle lijnen tot de dood & na de dood alleen de verhalen nog want verhalen vergaan immers niet tot stof zoals inmiddels tot stof vergaan de oma de opa de moeder de vader de auto de middagen in de auto met de zuidwillemsvaart links van ons heel het eind de zuidwillemsvaart links van ons & ik kon de zon in het water zien schijnen & ik kon de zon in de zuidwillemsvaart zien schijnen & misschien pas bij den bosch de snelweg op waar we verder rijden in noordelijke richting tot we er zijn & waar we moeten zijn & in bilthoven moesten we zijn & bij de bejaardenflat van opa en oma moesten we zijn & daar op de parkeerplaats stond alles stil & stil & duister & diep & monstertje leeft het leeft diep in mij & die dagen toen waren niet van nieuw gemaakt & die dagen toen & de dagen nu & alles hier van nieuw gemaakt & dan post & dan een envelop met cd’s een envelop die ik leg een envelop die ik op secretaire leg & niet open & laat liggen daar omdat er post is & denk je dat is een goeje titel voor een boek & in nieuw in alles nieuw ligt daar de envelop & later toch & open & later toch open & later toch verhalen & later toch de wereld tot stof & de zwanen zijn astraal hier & de handen in de zakken & staan voor het raam & de handen in de zaken gestoken sta ik voor het keukenraam naar buiten te kijken naar de sloot te kijken naar de zwanen te kijken & de zwanen zijn astraal hier & de zwanen vliegen & tik tegen de lucht & al die lucht & al die vele heel veel lucht & niets & wat is is wat niet is is mogelijk & achteraf is alles vreselijk mogelijk in literatuur & in verhalen & welke verhalen zou ik vertellen als ik verhalen zou vertellen over mijn opa over mijn oma zou ik vertellen van de rit erheen die hele lange rit naar bilthoven zou ik vertellen over het eind langs de zuidwillemsvaart misschien pas bij den bosch de snelweg op zou ik vertellen over dingen die er niet meer zijn & de grootouders van stefan breuer zijn er niet meer & daarover een plaat maken & hoe zou de plaat klinken over mijn opa over mijn oma als ik een plaat zou maken over mijn opa over mijn oma & hoe klinkt dit & hoe klonken voorgaande albums van the world of dust & wat vond ik van voorgaande platen van the world of dust wil je wel geloven dat ik het me niet meer herinneren kan & iemand kon zich het niet meer herinneren & iemand stond op & iemand sneed zich op twee plekken bij het scheren & iemand deed dingen in de tijd die nodig is om een ei te pocheren & iemand verafschuwde het nieuw & wil je wel geloven dat ik niet goed weet waar die voorgaande albums van the world of dust zijn & wil je wel geloven dat ik hier in het nieuw niks meer vinden weet & misschien het nieuw aan flarden te scheuren met geluid & waar geluid & een waar geluid & waar geluid is is leven & deze plaat heet dive & wil je wel geloven dat ik ilsha niet ken & natuurlijk kunt u dat geloven want dive is het debuut van ilse hamelink & jacques hamelink is dood & oswald wiener is dood & de grootouders van stefan breuer zijn dood & ik weet het staan nog & ik geloof dat het winter was & ik weet het staan nog in wat geloof ik winter was in donker in koud depot het waren de dagen van weleer het waren de dagen van tempo & van doeloe & een collega met een snor & iemand zegt & een collega met snor & iemand zei ooit dat de allermooiste plaat allertijden gaat uitkomen op tiny room records & wie zei dat ook alweer & welke mens & ach de mensen zeggen zoveel & ik weet het staan nog in wat geloof ik een winter was in koud en donker depot samen met een collega met een snor ik weet het staan nog met de collega met de snor die me iets vroeg over mijn moeder & ik zei mijn moeder is al een paar jaar dood & de collega met de snor vond dat harteloos overleden moet je zeggen zei hij & dus jacques hamelink is overleden oswald wiener is overleden de grootouders van stefan breuer zijn overleden & met dive zijn ze er daar bij tiny room records toch al bijna met die allermooiste plaat allertijden & dit is mooi & dit is folk & de guitaar een zacht lenteregentje & wiegt & troost & die stem & het is een beetje karen dalton het is een beetje sybille bayer & kom zegt & duik in het water zegt & mooi is & zwem naar het licht zegt & ook dat is mooi & verstilling & naakt & pracht & bos is & herfstbladeren is & klinkt als oud & erodeert een weinig het verafschuwde nieuw & licht is, puur licht & leven & de overledenen verdienen ook platen & in de bergen in de bergen in de bergen in de bergen in de bergen in de bergen in de bergen in de bergen in de bergen & dit dive hier is muziek die omhelst & ik sta daar & laat de muziek me omhelzen & omhelzen & omhelzen & in de bergen in de bergen in de bergen in de bergen in de bergen in de bergen in de bergen & god dit is mooi & duik & de zon in de zuidwillemsvaart zien schijnen & naar de opa & naar de oma & die van stefan breuer heetten jan & nel & ik mag dat brommerige guitaartje in sailing wel maar die stem ik weet niet of die stem moet zingen zoals die zingt & ook dit klinkt ouder dan het is & ook dit leunt aan bij folk & ook dit ademt rust & het klinkt als een plaat die mijn vader vroeger wel eens op zondagochtend draaide een plaat waaraan ik indertijd verschrikkelijk het land had & die stem wat moet ik met die stem & misschien dat het dat is wat dit is misschien dat het zondagochtendmuziek is wat dit is muziek om bij te praten muziek om een eitje bij te eten & vliegen de astrale zwanen nog & welke kant uit & rijden dus maar weer & in de verte lag de verte & het eerste benzinestation dat we zagen & de brug bij zaltbommel & ik was een tijdje wakker & dat is wel aardig maar meer ook niet & dat is wel fijn maar meer ook niet & op vloer & walsen & weet jij hoe je moet walsen & sta je buiten & is alles gemaakt van wolk.

Astral Swans Astral Swans LP AlbumAstral Swans

  • Band: Astral Swans (Canada)
  • Soort muziek: Folk
  • Drager: vinyl LP
  • Beluisteren op Spotify

Ilsha Dive VinylDive

  • Band: Ilsha (Nederland)
  • Soort muziek: folk
  • Drager: 12″ vinyl
  • Beluisteren op Spotify

The World of Dust True Sound.True Sound

  • Band: The World of Dust (Nederland)
  • Soort muziek: rock
  • Drager: CD
  • Beluisteren op Spotify

Bijpassende muziek en informatie

Shyrec Records nieuwe muziek recensie en informatie

Shyrec Records nieuwe muziek recensie en informatie over de nieuwe CD’s, LP’s, downloads en andere dragers.

Shyrec Records nieuwe muziek recensie en informatie

Op deze pagina is de recensie te vinden van een aantal nieuwe plaren die zijn uitgebracht door het Shyrec Label.

Recensie van Tim Donker

  • Petrolio – La Disobbedienza
  • Il Peggio è passato – Bugie d’Autore
  • Tommaso Mantelli – 14 dinosaur songs

Tommaso Mantelli 14 Dinosaur Songs Recensi

hoe de schoonheid in de ijsberg, het laatste kopje koffie voor naar werk, je parkeerde de auto een paar straten verderop, de dingen die gingen, hoe altijd de dingen die gingen, vrijdag vlak voor werk, misschien nog even de platen, die vrijdag vlak voor werk misschien nog even de platen, een cold wave plaat of noem het dark ambient, Petrolio heette het, een eenmansband, hoe noem je het, een artist, iets theatraals geloof ik ook, of misschien iets met film, en de klok zegt tik, en later was het zondag, je kon de mensen, de ramen zwart, die vrijdag vlak voor werk de platen, hoe kon het zijn dat, je kon altijd iets van cold wave voorspellen of beter nog post punk misschien, want Shyrec is van zeer betrouwbare schoonheid wat ook wil zeggen misschien, dat het niet snel verrast, ja een cold wave plaat zag ik nog wel komen, ja deze plaat kon ik nog wel zien komen, iets grauwzaams kon je nog wel zien komen maar god wat is het mooi, ja het is cold wave of noem het dark ambient of dungeon synth misschien, soms is er een beat soms is de beat er niet, soundscapes iemand?, klankgolven, denk Selected Ambient Works van Aphex Twin, denk Coil misschien, denk het getoonzette landschap, en bomen in ijs, en de velden en wat daarachter is, er zijn velden achter deze velden, dat weten we, er zijn wegen achter deze wegen, dat weten we, er zijn bossen achter deze bossen, dat weten we, er zijn meren achter deze meren, dat weten we, er zijn nachten na deze nachten, dat weten we, er zijn werelden achter deze wereld, winterkou en stille synths deinen als verre lichtjes, en de dingen en het licht, zacht lawijd, ambient noise bestaat dat al?, soms meer deining en meer dreiging, lawaaierupsies, spaarzame lawaaierupsies, iets maakt zich los uit krochten ergens, en de blommekees lieten hun kopkens hangen, maar het kon ook alweer verder zijn, het kon ook alweer later zijn, het kon ook nog een kopje koffie zijn, er zijn kopjes koffie na deze kopjes koffie, dat weten we, er zijn werkdagen na deze werkdagen, dat weten we, er is missen na dit missen, dat weten we, de plaat alweer af, zulke platen duren nooit lang, er zijn platen na deze platen, dat weten we, vooruit nog eentje dan, kan best, rustige dag op werk vandaag, nog een plaat dan nog een kopje koffie dan, ik kon die bandnaam maar met moeite lezen, stoort het weer dat Italiaans niet mijn twede taal is, ik denk dat daar il peggio è passato staat, en ik dacht aan de passeerzeef, ik dacht aan tomatenpuree en later was het zondag, later was het nacht, ik meende een gans te horen, maar dat was later, dat is nu, toen was het toen, toen was het dag, die vrijdag vlak voor werk de platen, wat een maf hoesje, twee altmodies aandoende tiepes op een zinkend luchtbed, in zee of meer, of rekreasieplas, en lachen en wat is dat op de achtergrond is dat een raket ofzo, waarmee steekt men hier draken en steekt men wel draken, lava wordt hard en neemt brokken mee naar huis, dagen dat je bril niet lekker zit, dagen dat je lenzen niet lekker zitten, er zijn dagen na deze dagen, dat weten we, openklaphoesfoto’s zijn erger nog, hoe noem je dat, gatefold sleeve staat er dan altijd bij, gatefold, is dat een mooi woord?, beyond the gates, was dat een moje elpee?, een vent met een kapsel en ouwerwetse duikershelmen ernaast en een wolk met een glimlach, ja heb je dat instrumentarium nog niet gezien, die vrijdag vlak voor werk de platen, stem en woorden en gitaar en achtergrondzang en synthesizer en vleugel en perkussie en veel meer is dat niet, kan alle kanten op, met zoon plaat, met zoon instrumentarium, met zoon hoes, zou je deze nog wel, die vrijdag vlak voor werk, maar waarom zou je niet, en dus ging je en dus ga je niet, is ook de hoop als vliegtuigstrepen opgelost, al vanaf de eerste klanken misschien, of de eerste klanken nog niet, eerst kon je nog denken dat het een soort lievige folk was, lievige folk kan je wel hebben, lievige folk kan je soms wel hebben, bijvoorbeeld op vrijdag vlak voor werk met de zon daar door het raam, maar er komt steeds meer bombast, er komt steeds meer pop en dan vrees je of misschien jij niet maar ik toch wel dat de toon voor deze plaat is gezet, en de toon is gezet, Bugie d’Autore is grotevakantiemuziek, uitzinnig, niks aan de hand, je weet nog wel, toen, met de auto, iedereen had een mixtape samengesteld, iedereen wilde mjoeziek want skoel was out en we gingen, we gingen op vakantie, en het moest goed zijn en het moest blij zijn en het moest vrolijk zijn en vrij want skoel was out en we gingen op vakantie, de zanderige landerige dagen die eindeloze dagen in eindeloze zomers die dagen waren dagen waarop ons geheugen de juiste temperatuur bereikte om ze op te slaan, dagen als een allemansvriend, dagen waaraan niemand specifiek een hekel kon hebben, mjoeziek als allemansvriend, heel deze plaat kan moeiteloos de hitlijsten in kan moeiteloos gedraaid worden op welk radiostasjon dan ook, wie zei daar dat shyrec nooit verraste, komen ze met een onvervalste popplaat aan iets anders kan je er niet van zeggen, pop, pure pop, zonnige niksaandehandpop, met zomerbriesjes, en springerigheid en af en toe een zweempje dat naar melankolie zweemt maar niet teveel natuurlijk anders drajen de luisteraars weg, het pingt je pong en de avond valt alsof hij ergens van terugkeert, waarom zou je een seedee als dit uitbrengen omdat dit voer voor de oren van miljoenen is misschien, aan een seedee als deze kan niemand een hekel hebben nee en net daarom heb ik er een hekel aan, denk niet dat deze mijn seedeespeler ooit nog van binnen gaat zien, of misschien ooit, ergens in de lente, of tegen de zomer aan, misschien als mijn dag gevuld moet met zon en lichtheid en niksaandehand, de dag dat ik dit moet zien komen van shyrec en bij dan begon ik me zorgen maken want het enige dat me nog resteerde was Tommaso Mantelli, die had ik eerder, toen heette dat 9 useless tunes of was het songs?, opzoeken maar niet nu, ik moet verdorie al lang naar mijn werk, alleen die Mantelli nog en die vorige plaat daar vond ik niks van, maar Shyrec is zoon sympathiek label en Stefano is zoon sympathieke gast, ik wil het allemaal goed vinden maar nu komt alleen die Mantelli nog en die vond ik al niks, en eigenlijk moet ik naar mijn werk maar rustige dag vandaag dus goed eentje nog, een plaatje nog, toen we later de sleutels zochten bleken die onvindbaar, 14 dinosaur songs wat een ongekend kinderachtige titel trouwens maar hee, A light in my bright eyes kent een gastoptreden van Mentelli’s oude bandje, het door mij zeer hoog geachte Kill Your Boyfriend en godver wat een mooi en stuwend en opzwepend liedje dit is zeg!, en dan direkt daarna de punky gekte van Piece of mine, en ik denk, ik denk ik moest allang gaan, ik denk, is lammeren is wij om naar te zoeken wij, Mantelli tapt en Mantelli tapt goed want Mantelli tapt uit vele vaten, Mantelli tapt schattig met ukelele, of iets dat verre echo’s boert van Mind Science of the Mind en Mind Science of the Mind boerde op zich al verre echo’s van Shudder to Think  wat niet vreemd is omdat ach bekijk het zoek zelf maar uit waarom het niet vreemd is dat Mind Science of the Mind een klankkleur of twee delen wist met Shudder to Think, iets dat bijna afropop is en iets dat het eclectisisme van bijvoorbeeld Sub Urban in herinnering noemt ik ken Sub Urban via mijn zoon, mijn moje lieve fantastiese unieke negenjarige zoon brengt me soms liedjes die ik goed vind en dan denk ik dat het nog al niet naar de wuppe is, verrukkelijke stortbuien zouden op aarde neerdalen en het volk geselen, het heerlijke sax-outtro van What if I say deed me ineens aan Morphine denken en wat wil je nog meer, op een vrijdag en allang te laat voor werk aan Morphine denken, is dat niet mooi, en net als ik denken ga dat dit skala toch nog gelimiteerd is, het komt wel erg vaak terug op lounge in deze veertien dinosaurus liedjes, het komt wel erg vaak terug op goed in het gehoor liggende indiepop in deze veertien dinosaurus liedjes, net als ik denken ga dat die Mantelli toch niet zo verrassend is als ik in de eerste pak weg, zes of zeven liedjes dacht, komt Controfase, het laatste liedje, na dingen die punk konden zijn of sleazerock konden zijn of afropop konden zijn, of al die andere dingen konden zijn die ik elk afzonderlijk misschien niet fantasties vond maar in samenhang in ieder geval divers genoeg om me nog even een minuutje, tot het volgende liedje, weg te houden van werk, komt dan, op het allerlaatst dat Controfase geheten liedje, in samenwerking met L’Impero Della Luce, die ik niet ken, maar dit was loutering, dit was, dromen zijn het geweldloze resultaat van gewelddadige acties, en ik, en kaasfondue, de dingen, de platen, de vrijdag, die laatste minuten, toen nog, toen het paard uit het oog verdween, wij zijn wat over is, Controfase, god wat een mooi liedje is dit zeg, het is avant-garde nee het is neo-klassiek nee het is triphop, het is mysterieus dreigend donker en een beetje eng. Denk ik. Dit had wel plaatvullend mogen zijn. Denk ik. Dit eindigt weer terug bij waar het begon. Betrouwbare schoonheid. Zei wie? Zei iemand die veel te laat is voor werk.

Bijpassende muziek en informatie

Donna Blue Dark Roses Recensie

Donna Blue Dark Roses recensie van Tim Donker en informatie over de nummers op de nieuwe plaat.

Donna Blue Dark Roses recensie

Dat je daar zit. Dat je daar zit, op deze dag. Dat je daar zit, op deze Dark Roses dag, die een dag is als alle andere. Een dag als nooit te voren. Een dag na de vorige dag.

Recensie van Tim Donker

Dat je daar zit. Met naast je je dochter. Je prachtige lieve grappige wijze moje geweldige zevenjarige dochter. Die daar zit, ook. En een verftekening maakt van een poes. Fantastiese kleuren in de achtergrond. Op de voorgrond een poes. En steeds meer details. En steeds meer verf. En dan haar concentratie, terwijl ze tekent, terwijl steeds meer verf, terwijl die poes. En jij zit daar ook, en je stuurt berichtjes aan de man die je trap heeft gerenoveerd. Een man met een ontzaglijke juridiese kennis. Kent heel het wetboek uit zijn hoofd. Is natuurlijk een anarchist. Is natuurlijk een vriend van je geworden. Zit je hier natuurlijk berichtjes mee uit te wisselen, terwijl je dochter natuurlijk een verftekening van een kat aan het maken is. Op de speler: Dying happy van Baby Bird. En je denkt Sjee hoe ongekend mooi deze muziek toch.

Of. Later. Je dochter al in bad. Je traagkookt. Je traagkookt risotto natuurlijk, want een risotto moet getraagkookt. Je voegt bouillon toe, je roert, je voeg bouillon toe, je roert, je voegt bouillon toe, je roert. Af en toe loop je naar boven, naar de badkamer, want je dochter, je prachtige lieve grappige wijze moje geweldige zevenjarige dochter zit in bad nu omdat niet alleen de verftekening maar ook zijzelf altijd maar kleurrijker werd. Je praat met haar, maakt grapjes met haar, kijkt naar hoe ze bellen blaast van zelfgemaakte sopjes. En dan weer naar beneden, en stil, en roeren, en risotto. Op de speler: head home van O’Death. En je denkt Sjee hoe ongekend mooi deze muziek toch.

Of. Later. Later weer. Dochter nog in bad, haren gewassen, nog even nog even, dan komt ze. Risotto, pruttelend. Je hebt er groente bij gedaan, je hebt er parmezaanse kaas bij gedaan, nog even, nog even dit, dit pruttelen. Even tijd voor een biertje terwijl je dochter nog even nog heel even terwijl de risotto nog even nog heel even, even tijd nog, even zitten nog, even een Orval nog, even alles nog. Op de speler: Olimpia Splendid van Olimpia Splendid. En je denkt Sjee hoe ongekend mooi deze muziek toch.

En dit is hoe.
En dit is hoe muziek.
En dit is hoe muziek terug komt bij je.

Dit is de muziek. Dit zijn de platen. Het zijn de platen, het zijn je mooiste platen niet perse je allermooiste platen maar toch zeker wel je mooiste platen. Het zijn de platen die je al heel lang hebt, het zijn de platen die al jaren bij je zijn, met wekenoude of zelfs maar maandenoude platen werkt het niet. Het zijn de platen die je altijd mooi hebt gevonden, het zijn de platen die je steeds weer mooi vind; die platen zijn het.

Die platen die je keer op keer vinden.

Het kan een dag zijn. Het kan het eind van de middag zijn.

Het kan een verftekening zijn, het kan het bier zijn, het kan de risotto zijn. Dat ik totaal ontspannen was die dag, en bijna gelukkig, hielp ook mee.

Het kan ook nacht zijn, of ochtend op de rand van je bed met zes milligram eeuwigheid smeltend op je tong, misschien de regen tegen de ruit, het kan avond zijn, windstilte, het kan wijn of koffie of brood of vis of boek of lichtval of woord of kaas of inkt of rozemarijn zijn. Of dat wat je niet nu, niet ooit, zou kunnen bedenken

Ik bedoel zeggen. Er zijn platen die mooi zijn. Ze hoeven niet perse engelachtig mooi te zijn, nee liever niet. Zijn gewoon mooi, die platen. Is gewoon mooi, die plaat. En hij gaat mee, die plaat, jaren. En gedurende die jaren, soms, hoor je weer opnieuw hoe mooi je hem vond de allereerste keer dat je hem hoorde.

Ofnee. Niet de eerste keer. Dat is het juist, dat zoon plaat geschiedenis heeft, dat het alles van eerdere keren in zich draagt – dat je weet dat het een moje, een gekoesterde plaat is. Maar soms staat alles goed en weet je niet alleen dat het een moje plaat is, je voelt het ook. Er komt even iets kruipen onderdoor de lagen waarmee je de plaat in de loop der jaren (ja! jaren!) omgeven hebt. Je kunt het niet afdwingen, je kunt het niet eisen, de dingen moeten goed staan. En de dingen staan bijna nooit goed.

Het komt nooit als je echt gekonsentreerd naar een plaat gaat zitten luisteren – dat is de kloterij. En het juk ook, waaronder de platenbespreker leeft. Want die platenbespreker gaat zoon plaat zitten luisteren, in stoel, soms nog met koptelefoon op zijn stomme kop ook, en goed luisteren, en hum denken en tsjee denken en tsja denken. Je verpulvert de mjoeziek met je veel te zware platenbesprekersoor. De mjoeziek moet even gekamerd hebben vooraleer ze je oor bereikt. De mjoeziek moet de dingen aanraken nu de dingen goed staan. Er moet ruimte tussen de mjoeziek en je oor.

Dezer dagen doe ik het veel minder dan ooit, dan toen bijvoorbeeld, toen ik nog studeerde. Het luisteren als loutere aktiviteit. Ik wil de mjoeziek de ruimte laten om zich op te zuigen met heur potensjele geschiedenis (heur potensjele geschiedenis – hoor mij bezig!). Daags na mijn dochter, het bad, het bier, de risotto, geef ik het album van Dark Roses een eerste draai. En ik zit niet en ik luister niet ofja ik luister wel en ik zit ook – op de grond. Ik sorteer de puzzelstukjes van de wereldbolpuzzel waaraan mijn moje lieve prachtige veel te wijze negenjarige zoon bezig is, het leek me iets aardigs voor hem om te doen: dan komt hij thuis uit de schoelje, en dan liggen die puzzelstukjes daar niet meer kriskras door elkaar maar netjes gesorteerd. En ondertussen luister ik ofnee hoor ik liever Donna Blue.

Wat hoor ik?
De bio segt Serge Gainsbourg.
De bio segt Ennio Morricone.
Maar ik hoor Stereolab.

Ja.

En, verdomd, The Shadows. Wat niet perse een slecht ding is; het is alleen maar niet perse een goed ding.

Ja godsakke, willen jullie me het nou echt horen zeggen? Dat ik film noir hoor, zwartwit, grofkorrelig, al die stomme kutkliesjees, moet ik die hier dan echt gaan zitten oplepelen?

 

Een lentedag hoor ik ja, en vroeger hoor ik, niet het vroeger van de zestiger jaren want ik heb het nu niet langer over het geluid maar over het gevoel & ja een gevoel kun je best horen of liever je kunt iets horen dat een gevoel teweegbrengt. Het vroeger van toen ik kind was en op een donkere dag op straat liep – dat hoor ik hier. Een woensdagmiddag, iedereen binnen, iedereen voor de buis, ik liep in grijze luchten overheen grijze straten, altijd maar de dreiging van regen maar het gaat maar niet regenen. De stilte de eenzaamheid de desolaatheid en toch was het mooi om daar zo alleen te lopen, overheen die grijze straten en in die grijze lucht. Maar ik loop niet ik sorteer puzzelstukjes en de stem van de zangeres sirkelt rond mijn hoofd, kringelt langs mijn lijf. Een stem om in te slapen. Een stem om in te drinken, diep in te drinken, als een goede spaanse roodwijn die smaakt naar aarde en regen en leven.

Ik denk aan mijn moeder, toen die nog leefde. Toen ze jong was, ik kind was, toen ze nog rookte. En die blauwe rook en haar prachtige rode haar en ik keek en zag volwassen zijn. Want volwassen dat was blauwe rook en rood haar.

Donna Blue klinkt zoals een kind zich de volwassenheid peinst. Iets met zomers die nog zwoel zijn, de ochtend en het gras kietelt onder je blote voeten en er is iets dat je niet geheel grijpen kunt maar waarvan je meent dat je het ooit, mettertijd, met de jaren, grijpen zult. Iets met een mysterie ofzo. Maar het kunnen ook gewoon de vogels zijn.

Donna Blue en de plaat.
Een plaat.
Een gewone plaat.
Een plaat als alle andere.
Een plaat als nooit tevoren.

Ik sorteer puzzelstukjes en waag denken dat dit een plaat gaat kunnen zijn, ooit, met geschiedenis. Ik zit op de grond en drink mijn iets te koude koffie en waag denken dat dit het soort plaat gaat kunnen zijn dat terugkomt. Mjoeziek nu nog geurend naar cowboys en verten en Calexico en vroeger en film en The Limiñanas en mysterie en oneindig fijne lenteochtenden maar die ooit. Ja. Ooit. Mjoeziek die ooit.

Die kwaliteit heeft het. Mjoeziek te zijn die ooit. Mjoeziek die historij verzamelen kan.

Dan gaat het zijn – jaren na nu. Allicht zullen mijn kinderen twintigers zijn dan, allicht studeren die dan al, allicht wonen die allang niet meer tuis dan maar vereren ze hun oude vader nog geregeld met onverwachte bezoekjes. En dan sta ik weer net als vroeger -net als nu- omeletten voor ze te bakken of god laat het een tortilla zijn. Een herfst, het licht al tanend. We, wij drieën, drinken koffie of vooruit het is laat in de middag ik schenk voor iedereen een roodwijntje in. Eén met zoon grondsmaak. Eén die wolkt in de glazen. Ze vertellen me verhalen. Over hun huisgenoten, hun studies, hun vrienden. We lachen. We drinken. Op de speler: Donna Blue van Donna Blue. En sjee zal ik denken. Sjee, hoe ongekend mooi deze muziek toch.

Donna Blue Dark Roses Recensie

Donna Blue – Dark Roses informatie

  • Band: Donna Blue (Nederland)
  • Soort muziek: pop
  • Label: Snowstar
  • Drager: CD / LP
  • Jaar: 2022

Dark Roses tracklist

  1. The Beginning (4:38)
  2. The Idea (2:11)
  3. A Lover in Disguise (3:50)
  4. Dark Roses (3:01)
  5. Forever (4:19)
  6. Waking Up from a Dream (2:52)
  7. Cup of Time (2:58)
  8. Solitaire (2:50)
  9. Rouge (3:19)
  10. Carousel (4:27)
  11. Reprise (3:19)

totale tijdsduur: 37:44

Bijpassende muziek en informatie

Beachdog recensie nieuwe album

Beachdog recensie nieuwe album door Tim Donker

Beachdog recensie nieuwe album

En dan, op een dag, strandhond.
En dit komt toch niet in een boekje, Cedric?
En dan, op een dag, zon.
En dit gaat toch niet de eeuwigheid in?
En dan, op een dag, Bitch Magnet.
En dan, op een dag, laweit!

Ja, die dag. Het was een maandag geloof ik, en de zon scheen. April. En ik kwam tuis. Ik kwam tuis van boodschappen doen. Ruimde de boodschappen op, deed de vaat. De klok zei tik en ik had zin in laweit. God, wat had ik zin in laweit, en dat was lang geleden: dat ik zoon zin had in laweit, puur laweit, hard laweit, maar geen metal. Bitch Magnet misschien, die seedee lag daar toevallig, bovenop de berg boeken, kladjes, aantekeningen, seedees, kindertekeningen, bio’s en schrijfblokken die mijn secretaire is. Liever iets anders dan Bitch Magnet eigenlijk, maar ja, die seedee lag daar toevallig, toevallig en bovenop en waarom graven als het laweit ook bovenop gevonden kan worden, goed, Bitch Magnet, voor het moment volstond het. De seedee was afgelopen, rapper dan ik vloeren vegen kon, of lunchen kon, of peinzen kon, of neuspulken kon, of raamstaren kon, en wat moest er verder nog gedaan. Voorwaar. Geen zin in een twede Bitch Magnet seedee maar nog altijd zin in laweit en wat verder nog gezongen. Wacht! Beachdog! Die seedee was laatst toch binnen gekomen, ha!, omdat er post is, ha!, Beachdog!, dat moest laweit zijn toch?, ja, “eindelijk weer een nieuwe hárde rockband” hadden ze gezeid, ja, hárde, kompleet met dat streepje op de a, zo hadden ze gezeid, een harde rockband, hoe vaker ik het zeg hoe stommer ik het vind klinken, maar goed, harde rock, daar ging het toch om, Beachdog, ha!, laatst binnen gekomen, ha!, omdat er post is, ha!, en het moje is dat dat de enige orde in mijn wanorde is: nieuwe, nog onbeluisterde seedees leg ik altoos op het seedeekastje rechts van de secretaire dus daar moet ik niet voor graven voor Beachdog moet ik niet graven de strandhond hoeft niet te graven.

(ik herinner me de strandhond. ik zie hem nog duidelijk voor me. hij was groot, en bruin, en een beetje pluizig, maar alle zwerfhonden zijn een beetje pluizig. alle dagen als we naar het strand gingen, kwam hij naast ons liggen, in het zand, in de schaduw van de parasol. mijn vader wilde hem wegjagen maar dat mocht niet van mijn moeder. mijn zus gaf hem een naam. ik ben vergeten welke naam. alle dagen was hij er. hij lag daar gewoon. ging pas weg als wij weggingen. en dan, op een dag, we gingen naar het strand, en de strandhond was er niet meer. we hebben hem nooit meer gezien)

Beachdog, een zelfgetitelde debuutplaat die van hard tot heel hard gaat, zeiden ze, ja, dat moest het dan maar zijn deze dag, een maandag, met zon en koffie en klok, Beachdog, die moest ik maar eens een draai geven.

En dan, een draai.
En dan, een draai.
En dan, een draai.

Dit is emo. God. Dit is emo. Shit. Dit is wel héél erg emo. Met streepjes op de e. Dit keer zijn de streepjes van mijzelf.

Ja dit is emo, dit is heel erg emo, Music Maker had het al gezegd, die moest ik ergens bezorgen, die Music Maker, dat was een andere dag, het was eindelijk droog geworden en ik moest de Music Maker ergens bezorgen en ik dacht ha!, hier woont een muzikant, het huis was in diepe stilte, en ik dacht ha!, het huis van de muzikant baadt in stilte, en dat omslag en ik zie Beachdog en ik dacht ha!, die heb ik laatst nog binnen gekregen, omdat er post is, ha!, en ik zie Beachdog en emo en dan denk ik niet meer in ha!’s dan denk ik in shit, en wolk ineens en alles ineens in strontgetinte schaduwen, ja shit en wolk en schaduw want ik nie hou nie veul van emo nie, zegt het: emo is een genre van rockmuziek dat gekenmerkt wordt door een nadruk op emotionele expressie, maar emotionele expresse mijn aars denk ik dan op mijn beurt, de emotionele expressie van emo expresseert heeltegaar geen emotie, het is alleen maar het theater van emotie, de klaarblijkelijk onveranderelijke idee van emotie, waarom hebben die gasten anders altijd diezelfde zangstijl?, en dan die koppen als ze zingen heb je daar wel eens op gelet?, sjimmie eet wereld, denken dat is alles, jaja, in de nulnuls werd emo een levensstijl en toen was de boot helemaal aan, nee geen emo niet, niet dertig jaar nadat het fout was en twintig nadat het nog fouter werd, geen emo, niet nu, de bio, stefan noemt dat het éénvel, de bio want ik herinner me geen emo van die dag, ergens een dag, het was herfst of nazomer, en moej res, het moje van in medias res, had me liedjes gestuurd van toen er nog niks en niemendal was, nog niet eens een singel, slechts liedjes, twee liedjes, de strandhond was maar juist ontwaakt, die liedjes, ergens een dag, ik was aan het werk die dag, ik stond in het depot die dag, ik luisterde liedjes die dag, op mijn telefoon, een kollega kwam binnen en zei wat luister jij voor kloteherrie?, dat was toch geen emo geweest toen? de bio, waar is de bio, dan toch maar graven, graven in de puinhoop op mijn secretaire, ha!, toch nog een ha! ja want daar is de bio, en de bio spreekt en de bio zegt neo-grunge en hardcore en laat ik ook niet heel veel op hebben met grunge mensen, ik vond grunge altijd nu-metal met pretenties maar dat mocht je in sommige kringen niet zeggen dan werd je in sommige kringen afgeslacht, in sommige kringen en in alle andere kringen stond ik altijd alleen met mijn gedacht, hardcore en wat daarna komt, de post, zegt iemand the police is postpunk want het komt na de punk, hardcore is al wat beter ja, tenminste de hardcore voor zover die verwijst naar rock want mijn portie happy hardcore geef ik met graagte aan sebastiaan, en de bio spreekt en de bio zegt bands als Touché Amoré, weer met streepjes ja en ik kende ze niet maar ik las in de gauwigheid “Tori Amos”, en hoe zou het daarmee gaan, waar is de tijd dat je Tori Amos overal zag, en daar zit ik, grunge en emo staan niet misschien niet heel hoog op mijn meestgehatemuzieksoorten-lijst, reggae, operette, musical en progrock staan veel hoger, maar biezonder laag staan ze ook niet, een draai en een draai en een draai en een draai, nog even, voordat ik de kinderen uit school moet halen, de zon is geel de koffie is zwart en ik ben niet wild van delen van deze plaat, ik ben niet wild van veel van deze plaat, heel vaak hou ik niet biezonder veel van die zang, soms hou ik wel biezonder veel van die zang, in Milk zit een heel erg Yngwie Malmsteen-achtig guitaarsolootje wisten jullie dat?, en dat bedoel ik niet als kompliment maar dan weer: toen ik een jaar of dertien was, was You don’t remember (I’ll never forget) het mooiste liedje dat ik kende, wat heb ik dat vaak keihard en met tranen in mijn ogen meegebruld op mijn slaapkamertje, de vroege keren dat muziek me raakte, dat mjoeziek me echt raakte, en een draai en een draai en een draai en een draai en een draai, het raast wel lekker, dat wel, het raast tegen de ruiten op, het raast hier de kamer vol, en dat was uiteindelijk de bedoeling, en de frustrasies die eruit gezongen worden ja, och, een snuif minder emo in de zang had het bekomen denk ik, ik denk met een snuif minder emo worden de frustrasies al snel herkenbaar als frustrasies, ik denk, denken dat is alles, jaja, Beachdog heeft er ook zo eentje: Fight Evil, Read Books, segt se, dat zijn t-shirts en petten, dat kende ik al van out of print, lees boeken en vecht tegen het kwaad okee goed weet je wat je moet lezen dan?, omdat er geen kwader kwaad is dan dit?, weet je wat je moet lezen?, lees De psychologie van totalitarisme van Mattias Desmet, lees het, vooral jij meneer Zeermidden, Mooireks, Moeirust, lees het en zeg dan nog eens met droge ogen dat het totalitarisme níet is gekomen, weer een streepje, weer van mijzelf, staar het totalitarisme in het vuige gelaat en zeg dat het niet is, dat het hier niet is, zeg me dat het niet zo is, zeg me dat het niet waar is, de wurggreep van de overheden niet in alles is, jaren later zal nog blijken dat we jaren eerder beter hadden moeten weten, en een draai, en noem een liedje naar een t-shirt en welke boeken en welk kwaad, een tekstvel was geen overbodige luukse geweest me peinst maar dat ben ik alleen misschien omdat ik me niet altevaak op die zang wil konsentreren misschien, en een draai en een draai en een draai en een draai en een draai en een draai en een draai en een draai en een draai en een draai en een draai en een draai en een draai en een draai en een draai en een draai en een tijd en gans mijn kamer staat vol laweit en dat was uiteindelijk de bedoeling laweit op de vloer laweit tegen de ramen laweit op de muur laweit op het plafond laweit in de hoeken, zul je straks de buren weer horen, zul je straks sebastiaan weer horen, overal laweit, dit is het laweit van de tijd, dit is het laweit van het bier, dit is het laweit van het zweet, dit is het laweit van frustrasies eruit, dit is het laweit van de zaaltjes, het soort zaaltjes waar ik nooit kom maar dat maakt niet uit want ze zullen me er niet missen, dit is het laweit dit is niet echt mijn soort laweit maar dat maakt niet uit want dit is wel jouw soort laweit, dit is iets teveel emo voor mijn smaak maar dit is net genoeg emo voor jouw smaak, dit trekt misschien niet mij maar dit trekt wel volle zalen, Crawl in Pieces vind ik een mooi liedje (was dit dat liedje dat ik hoorde toen op die dag toen in depot toen), delen van deze debuutplaat vind ik mooi, grote delen van Good Morning vind ik mooi, vooral die orgelsolo van Robin Piso, goeje naam, Robin Piso, als die naam niet bestaan had had hij verzonnen moeten worden, ik vind niet alles mooi van deze plaat maar dat maakt niet uit, er is zon, er is koffie, er is laweit, misschien niet heeltemaal mijn soort laweit maar zeker en vast wel volledig en ganzelijk geheel ’t jouwe.

Beachdog recensie nieuwe album

Beachdog – Beachdog album informatie

  • Band: Beachdog (Nederland)
  • Titel album: Beachdog
  • Drager: CD / Vinyl LP / Download
  • Soort muziek: grunge, rock
  • Datum uitkomen: 29 april 2022

Tracklist van het album Beachdog

1. Swords Up in the Air
2. Dog
3. Milk
4. Interlude A: Gazing
5. The Patient
6. Fight Evil, Read Books
7. Beggar
8. Interlude B: Brick
9. Crawl in Pieces
10. Good Morning ft. Robin Piso

Bijpassende muziek en informatie

Black Country, New Road – Ants From Up There

Black Country New Road Ants From Up There recensie van Tim Donker en informatie over het nieuwe album van de Engelse band.

Black Country, New Road – Ants From Up There Recensie van Tim Donker

Ja wat moet je nou met zoon bandje? Black Country, New Road. Die naam al. Wat maak jij ervan? Wat voor muziek zou het kunnen zijn? Post metal misschien. Of van die maffe dronerockshit. Duistere neofolk. Tenzij ze je met doodordinaire stoner afschepen, natuurlijk. Maar als ik zou moeten gokken, gokte ik op emo. Nee wacht. Conscious hiphop. Maar new age kan ook. Ach. O. En dan dit. Ants from up there is wat?, hun twede? Um dan doodgemoedereerd leveren met een liveseedee. Een liveseedee, hoor je wel. Na, nee, bij hun twede! Is dat niet wat vroeg?  (Zijn daar richtlijnen voor, eigenlijk? Een plastiek-ijzeren muziekwet? Breng minimaal vijf studioalbums uit voordat je met livewerk komt. Anders zal het wenkbrauwen doen fronsen. De pest voor je carrière. Word je nooit meer serieus genomen. Je komt nergens meer aan de bak) (Maar misschien zijn er al bands geweest vermetel genoeg om te debuteren met een liveplaat?) (Vast een Gentse band geweest dan) (of een Groningse) (ik las laatst ergens dat de liveelpee pas in de jaren zeventig is uitgevonden. ik weet niet of het waar is, ik heb het niet onderzocht. ik vond het een grappige gedachte, die ik wilde blijven houden, even) (wel iets om uit je mouw te schudden op een feestje, niet? als een gesprek gaat over goede, of legendariese, of het belang van liveplaten: dan zeggen, langsneusweg, wisten jullie dat de liveelpee pas sinds 1972 bestaat?) (noem maar een jaartal) (wel eerst even rondzien of niet ongemerkt zich een betweter tussen het gezelschap heeft gemengd. want betweters zullen dan meteen beginnen over liveplaten uit 1968 of 1956, want zo zijn betweters, kunnen nooit hun stomme bek eens houden) (of). Ach. O. Dat doosje! Dat doosje waar de twee seedees in komen. Kartonnen doosje met op de voorkant een afbeelding van een haakje met daaraan een zakje met een speelgoedvliegtuigje erin. In het doosje een viertal kaartjes waarop het hoesthema wordt doorgevoerd: een haakje met daaraan een zakje vol met miniglobetjes (vast stuiterballen ofzo); een haakje met daaraan een zakje met drie plastieken insekten erin; een haakje met daaraan een zakje met een klein huisje erin en een haakje met daaraan een zakje waarin speelgoedpaarden zich verdringen. Hoe verzinnen ze dat? Wie verzint zoiets? Een seedeeboekje zit ook in het doosje. De foto’s. De foto’s in het seedeeboekje. Wat is dat? Zijn dat iemands meest beschamende vakantiefoto’s ofzo? Op stoelekees voor een monumentaal pand, duimpje debiel omhoog. Komend uit de taksi, duimpje debiel omhoog. Ons drinkt een glas, met foute snor, met foute zonnebrillen, in spotgoedkope vrijetijdskleding. Met z’n allen aan een picknicktafel, zijig lachend naar de kamera. Ons drinkt maar weer eens een glas, weer die foute snorren, weer die foute zonnebrillen, en dan die net iets te jolige wij-hebben-lol-want-we-zijn-op-vakantie grijnskoppen. Normale mensen verbranden die afgrijselijke foto’s meteen of houden ze op zijn minst tot aan hun doet verborgen voor zelfs hun meest geliefde naasten; Black Country, New Road drukt ze doodleuk af in een seedeeboekje! Alleen de foto’s waarop er eksjoewallie plaats is genomen achter een instrument (toch de meest geëigende plaats voor muzikanten) zijn mooi. Bloedmoje vrouw aan een bloedmoje piano. Gekonsentreerd drummen in een afbraakpand. Of de cello, de vrouw, en de hand van de vrouw, de hand waarmee zij de strijkstok vasthoudt. Ach. O. En ja, seedees. Want die zaten er ook nog in. (al dacht ik eerst van niet) (zwarte binnenhoesjes, weet je, op de zwarte bodem van het doosje). Ja. Seedees, niet minder. Want je hebt het wel over mjoeziek. O, dit is waarom ik de seedee trouw ga blijven, de rest van leven, wat iedereen er ook van zegt: maffe doosjes, maffe seedeeboekjes, maffe foto’s, maf artwork. Daarom koop ik seedees en zal ik seedees blijven kopen. Maar toch koop ik seedees vooral om de mjoeziek. En de mjoeziek op Ants from up there is, wel… euh… maf. De liedjes zitten propvol tempowisselingen. Kaos. Een hele sterke hard/zacht-dynamiek: van fluisterzacht naar totale hysterie en weer terug. Geen lied blijft in dezelfde klankkleur of sfeer of maat of zelfs maar in een zjanrûh. De drummer komt en gaat wanneer hij zin heeft. Soms is een liedje al ruim drie minuten bezig voordat de zanger zich laat horen, die er nu eens goed de tijd voor neemt en dan weer hele lappen tekst tegelijk uitspuugt, moet die gast zijn trein halen ofzo? Moet je ook eens luisteren wat hij dan zingt. “the doctor said we are unfortunately / running out of options to treat / what a funny way to speak”; “don’t text me till winter / I can hardly afford / a second summer of splinters.”; “don’t eat you toast in my bed”; “you are the only one I’ve known / who broke the world so quietly”; “clean your soup maker and breathe in / your chicken broccoli and everything”; “we must let the clamp do what the clamp does best”; “I am the convo you are the weather”. Soms klinkt het als dingen die Bert tegen Ernie zou kunnen zeggen, soms is het duistere literatuur, soms puberpoëzie, soms dronkenmansgewauwel. Waar gaat dit over? Wie zijn die mensen? Wie zegt er nu ik ben het praatje jij bent het weer of sms me niet tot het winter is? Wat voor muziek is dit eigenlijk? Waarom heet Basketball shoes Basketball shoes? Wie is Mark? Waarom dat lieve, waarom is het lief, waarom is het soms zo lief dat het me doet verlangen naar mijn lelijkst klinkende seedees (zoals, & o ik zeg maar wat, Made with a passion van Billy Childish of Headcoats down van Thee Headcoats of Horndog fest van The Dirtbombs of anders iets van The Julie Mittens misschien of het hele vroege werk van Swans of iets van Slayer misschien of The Art Ensemble of Rake of The Sign of 4 of dat het schuurt, ik wil dat het schuurt), ik wil verdorie dat het schuurt – maar is dan daar weer dat verslavende, minimalistiese saxje weer, of die rare guitaar die zich verdrinkt in deszelfs klanken of die niet al te geschoold klinkende zanger en hoe zwabber dit oorlogspad is en weten, dan, ook hier schuurt het… maar wacht dit is geen vraag meer. Ach. O. En waarom doet het me soms zo sterk aan Thee Silver Mount Zion Memorial Orchestra & Tra-la-la Band denken? Maar Thee Silver Mount Zion Memorial Orchestra & Tra-la-la Band is veel duidelijker postrock dan Black Country, New Road. Dus waarom doet het me soms zo sterk denken aan dat prachtige plaatje dat geheten is the difference between you and me is that i’m not on fire? Maar dat is niet van Thee Silver Mount Zion Memorial Orchestra & Tra-la-la Band en ook niet van Black Country, New Road maar van McLusky en McLusky is veel duidelijker postpunk dan Black Country, New Road. En waarom toch steeds weer post, altijd weer post, immer na, niettemin niettegenstaande dat nu, nu ik luister, nu ik zit, nu ik hier zit met koptelefoon op en luister, nu is er alleen nog maar nu. Geen “erna”.  Alleen maar nu. Eén wereld. Deze wereld. De wereld van Black Country, New Road. Die me bij het liedje, nee bij de minuut meer gaat boeien. Bij The place where he inserted the blade raasde kippenvel overheen heel mijn lijf, ja, vol kippenvel stond ik, van mijn tenen tot mijn kruin. En Snow globes is denkelijk het mooiste liedje dat ik dit jaar hoorde of toch in ieder geval het mooiste nieuwe liedje dat ik hoorde dit jaar. O. Dus. De liefste verwarrendste ontregelendste mafste en mooiste seedee van een jaar dat nog maar drie maanden oud is en waarin nog veel gebeuren kan maar o!, toch, wat hierna nog gezongen?

Een liveseedeetje is wat hierna nog gezongen wordt. Wel. Ik leg Live from the Queen Elizabeth Hall in mijn speler en wat weet je? Ze klinken al bekend, bijna. Ze klinken al vertrouwd, bijna. Ik laat het groeien. Ik laat ze groeien. Ik laat ze groeien en woekeren op mijn lijf. En gek he. Sergio kwam er ook nog mee aan. Goeje ouwe Sergio. Waar is toch de tijd dat hij nog mijn buurman mocht zijn? Nog een vraag. Maar dat is Black Country, New Road. Een mand vol vragen. Of je buurman die je buurman niet meer is. Of een weldadige jeuk op onbereikbare plekken. Of een hele fijne avond met oude vrienden die bij nader inzien volmaakte vreemden bleken te zijn. Of een vlek die groeit. Of de zon op mijn rug. Of dat de stem, en de droom, en de dingen die je zag. Of gewoon. De dag dankbaar dat ik dit horen mocht.

Black Country New Road Ants From Up There Recensie

Ants From Up There

  • Band: Black Country, New Road (Engeland)
  • Soort muziek: rock
  • Label: Ninja Tune
  • Uitgekomen: februari 2022
  • Drager: 12″ vinyl / CD

Black Country, New Road – Ants From Up There Tracklist

  1. Intro (0:54)
  2. Chaos Space Marine (3:36)
  3. Concorde (6:03)
  4. Bread Song (6:21)
  5. Good Will Hunting (4:57)
  6. Haldern (5:05)
  7. Mark’s Theme (2:47)
  8. The Place Where He Inserted the Blade (7:13)
  9. Snow Globes (9:13)
  10. Basketball Shoes (12:37)

totale tijdsduur: 58:46

Bijpassende muziek en informatie

Tiny Wine Archer + Geri van Essen Cleaned the Windows

Tiny Wine Archer + Geri van Essen Cleaned the Windows recensie van Tim Donker en informatie over de nieuwe albums.

Tiny Wine Archer + Geri van Essen Cleaned the Windows recensie en informatie

Recensie van: Tim Donker

En is. Is op dag zoveel of zoveel dat ik niet geschreven heb, ik weet het niet, al te lang niet meer geschreven, is het dat ik zit en dat ik denk, dat ik zit en over schrijven denk. Hoe het schrijven me duidelijk was vroeger toen ik kind was. Toen was schrijven een activiteit. Een hobby, had ik kunnen zeggen als ik niet sterk het vermoeden heb dat ik dat woord als kind al haatte. In ieder geval kon ik op zeker moment het besluit nemen dat te gaan doen: schrijven. Op mijn vaders schrijfmachine, want dat was leuk. Die groene, die Remington. Met die zwarte stofkap. Eigenlijk moest ik dat vragen. Mag ik op de typemachine pappa, moest ik vragen. Maar pappa was niet thuis, of pappa was in de garage, of pappa was in de tuin iets onduidelijks aan het doen en ik pakte gewoon. Veel vaker wel dan niet pakte ik gewoon. Liep ik naar de werkkamer van mijn vader, pakte ik van het bureau de Remington, die groene, die met zwarte stofkap, en liep ermee naar de huiskamer. Dan ging ik zitten, dan ging ik schrijven. Want schrijven, dat was iets om te doen. Zo was het vroeger, thuis, in Stiphout, met de groene Remington van mijn vader. Ik geloof niet dat het nu nog zo is.

(een Sperry Remington was het geloof ik eigenlijk)

Nu is schrijven geen activiteit meer. Het is eerder een hoedanigheid. Iets dat me overkomt. Niet schrijven. Maar geschreven worden. Zoiets. Bezocht worden door iets (noem het asjeblieft geen inspiratie) dat de spieren aan het werk zet (noem het asjeblieft geen transpiratie). En is, op dag zoveel of zoveel dat ik niet  geschreven heb, dat ik voel. Dat ik denk. Dat ik bezocht zou kunnen worden. Dat rusteloze. Het bloed dat sneller stroomt. De gedachten die harder zijn gaan wajen. De ogen die kijken. Zoeken. Dwalen. Langs ruiten, langs kasten, over het plafond heen als het moet. In de hoek verstrengelt mijn blik zich met het punt waar de dag de avond raakt als het nacht wordt (dit is dan zo’n zin Femke). Op de vloer haakt het zich achter een kruimel. Tot eindelijk. Daar. Op secretaire. Mijn blik. Blijft plakken. Aan twee cd’s. Van dat label, weetjewel. Tiny Rooms, weetjewel. Uit Bilthoven, weetjewel.

(dat komt hier binnen, dat komt hier door bus heen (gezegend zij de possboje), dat vind ik op mat, dat vind ik voor voordeur (of achter als ik van voor kom), dan denk ik aah, dan denk ik koffie, dan denk ik even aan hem, denk ik aan Stefan, dan vraag ik me af hoe het is om daar te wonen, in Bilthoven, met twee kinderen, een belachelijk getalenteerde vrouw en dat kleinstkamertje, dat kleine kleinstkamertje waaruit af en toe de allermooiste plaatjes gefladderd komen)

Tiny Wine Archer recensie

Want ja, dat vergat ik nog te vertellen. Dat is ook zoiets. Tegenwoordig moet het schrijven altijd maar schrijven over iets zijn. Niet het schrijven uit niks, het schrijven dat iets laat ontstaan dat er eerst niet was. Een poëem, niet minder. Of een kortverhaal. Een roman, want dat ging ook zijn. Neen. Het schrijven is een louter parasitair schrijven geworden; een schrijven dat niet kan zijn als er niet al iets was. Het moet een boek, het moet een cd, het moet iets hebben dat het tot gastheer is, vooraleer het zich vastbijten kan, vooraleer het zich volzuigen en aldus groejen kan. Dit keer zullen het cd’s zijn denk ik.

Kwam uit op kleinstkamertje: het Archer e.p. van Tiny Wine, en Cleaned the Windows van Geri van Essen. Kwam uit, kwam doorheen mijn bus op een dag, op zomaar een dag, ik geloof dat het weer mooi heten mocht die dag maar ik weet het niet zeker. Maar platen. Platen waar ik zin in had. Owja.

En luisteren deed ik de platen niet lang nadat ze doorheen mijn brievenbus waren komen zwalpen. Dat is dus, voor uw begrip, niet de dag dat ik zat en al lang niet geschreven had en mijn blik uit zwerven stuurde. Dat was later. Het zitten, het niet schrijven, de zwervende blik. Dat was veel later. Toen had ik de plaatjes allang beluisterend. Het luisteren ging voor, ging ver voor dat zitten dat niet schrijven en dat zwerven. Zeg ik voor uw begrip.

Het luisteren kan ik nog nagaan, min of meer, dat moet ergens in april zijn geweest. Nieuwe plaatjes luisteren waar ik zin in had, op een dag, vroegvoorjaarlijk, alleen thuis, de kinderen naar school, de vrouw uit werken, zo helemaal alleen thuis met plaatjes waar ik zin in had. Het meeste zin had ik in Geri van Essen, dus die legde ik het eerst op de steerjoo. Soms wil ik dat opbouwen. Dat waarvan niet veel verwacht wordt laten volgen door dat wat waarschijnlijk mooi, o zo mooi ging zijn. Maar nu mochten mijn hoge hopen als eerst gaan.

(maar je weet toch wel beter eigenlijk)

(je weet toch wel dat je niet verwachten moet, steve westfield had het f’dorie nog zo gezeid: expect the worst and everything will be fine, zei hij, wist hij & wist je zelf f’dorie ook toch wel) (want je weet hoe diep hoge hopen storten kunnen) (ben jij nou achtenveertig) (zegt iemand ik word volgende maand veertig, zei ik ik ben vorige maand achtenveertig geworden) (in de demio was ik veertig) (denk ik) (in de demio was ik veertig denk ik en we zaten daar, op de achterbank, we stonden geparkeerd op ergens een bospad, we praatten op gedempte toon, we aten mandarijnen, we dronken slappe koffie, het is me of er een muziekje klonk vanuit de autosteerjoo, the angels of light ofzo, of misschien mirel wagner, waarschijnlijk was er geen muziek want dat slorpt de accu leeg, als toen die keer toen we opzoeken moesten naar startkabels en we bij elk huis aanbelden of was dat later?, was de keer met de startkabels na de keer op het bospaadje, waren we misschien nog onbedacht genoeg om een muziekje op te hebben gezet?, een vent op een tractor gebaarde geïrriteerd dat we weg moesten gaan, het leek alsof hij een lastige vlieg verjoeg, we gingen, we reden, auto in de achteruit & we gingen, we snelden, we gingen heen, we reden zo maar wat rond, we parkeerden nergens meer of we parkeerden overal een tijdje, we praatten, we aten mandarijnen, misschien was er muziek, misschien niet, het was mooi en ik dacht toen dat het alleen nog maar mojer ging worden, hoe kun je zulke dingen denken, zelfs op je veertigste nog) (kun je niet lezen) (kun je de tekens niet lezen) (waren er tekens dan) (er zijn altijd tekens) (je moest de tekens lezen) (telkens tekens lezen) (je zou in andere plaatsen zijn als je telkens tekens gelezen had) (je weet toch wel dat je nooit iets moet verwachten van plaatjes, je weet toch wel dat je niet vol tintelingen naar de steerjoo moet gaan) (de steerjoo is hard, de steerjoo laat het horen als het is & niet als je het wil) (je had de tekens beter moeten lezen) (zoals toen in die auto, ze zal wel iets gezegd hebben, ze zei altijd dingen, ze zei het is de bank maar & dat “maar” stoorde je mateloos, waarom luisterde je niet beter,  je had beter moeten luisteren) (je had moeten weten dat het niet mojer ging worden want dingen worden nooit mojer dingen worden altijd alleen maar lelijker) (ik had dat éénvel beter moeten lezen) (maar ik las) (ik las opvolger van american moody folk blues en gospel album A New Hiding Place en dat the ten new songs more soulful zouden zijn en gerijpt waren in een even deeper melancholy) (dat las ik) (las ik en dacht ik) (wow dacht ik) (tradiesjonele folk, las ik, geïnjecteerd met soul en slowcore) (las ik) (dacht ik) (wow) (associaties als divers als Portishead las ik en Samp Dogg las ik en Portishead las ik) (swamp dogg zei see toen in mijn achtertuin ik hoor niks geen swamp dogg zij see toen in mijn achtertuin) (maar waar ik welbewust overheen las) (zoals ik welbewust doof was die keer nee alle keren in de demio) (waar ik welbewust overheen las was een associatie als Camera Obscura) (u weet wel dat veel te lichtvoetige bandje dat onderpresteerders opriep om wat beter hun best te doen) (waar ik welbewust overheen las was een term als jangle pop) (waar ik welbewust overheen las) (ik had over homerecorded sessions gelezen en gedacht er zijn geen betere sessions dat home recorded sessions) (maar waar ik welbewust overheen had gelezen was dat de homerecorded sessions opgepoetst waren) (er is geen vreselijkere muziek dan opgepoetste muziek)

Wel. Ik wist toch. Ik ging naar steerjoo. Geri van Essen als eerst. Dat ging goed zijn. Misschien die hoes ofzo. Misschien dat ze dat kopje thee dronk binnenin, in de allereenvoudigste keuken die je ooit zag. Misschien die flarden die ik oppikte uit de éénvel, misschien omdat ik andere flarden bewust niet gelezen had. Misschien die titel, die ik nog wel aardig vond; zo’n onglamoureus leven, als even onglamoureus als dat onglamoureuze kopje thee in die onglamoureuze keuken, sprekend van een het allerdagdagelijkste leven. Wat heb je vandaag gedaan? Ik heb de ramen gezeemd. Dat is uw leven nu. Dat is het leven na de demio, dat is iedereens leven na iedereens demio, als er geen demio meer overschiet dan is de ramen zemen vermeldenswaard (godverdomme die bank) (godverdomme hoe kan een vrouw hoe kan een mens hoe kan iemand ter wereld zo mooi zijn dat bestaat toch gewoon niet). Of misschien dacht ik dat helemaal niet. Misschien dacht ik niks. Misschien wilde ik alleen maar dat dit mooi ging zijn, omdat ik moje muziek wilde, omdat er na de demio alleen nog maar ramen te zemen zijn. Ik zeem mijn ramen nooit.

Geri van Essen, omdat ik daar het meeste van verwachtte en ik hoor een zangeres die zingt zoals folkzangeressen in de jaren zestig zongen. Ik hoor een synthersizer zoals je die bij Oldfield kon horen, of bij Steve Winwood. Ik vind het aardig ik vind het niet slecht het doet me denken aan de muziek die mijn vader vroeger draaide op zondagochtend. Dan maakte hij het ontbijt. Dan bakte hij croissants, dan perste hij sinaasappels uit, dan kookte hij eieren, dan dekte hij de tafel met het zondagse servies. Dan draaide hij Geri van Essen nee niet Geri van Essen natuurlijk, maar heel even, dat eerste liedje, Two strangers, had het gekund. Maar later, ik had de tekens beter moeten lezen.

Later zakt mijn aandacht weg. Het is allemaal te schoon (niet alleen de ramen werden gezeemd hier), te braaf, er gebeurt te weinig of misschien gebeurt er wel teveel. Teveel instrumenten; 23/32 is best heel aardig tot een bejaardenorkestje een soort walsje inzet. Die geaffecteerde zang die ik al bij net iets teveel folkzangeressen hoorde (waarom moeten folkzangeressen eigenlijk altijd zo zingen?). De melankolie die een gepolijste melankolie is zodat niemand zich er nog aan snijen kan.

En veel Portishead hoor ik ook al  niet. Flardjens Stereolab soms misschien hier en daar, Stereolab op heur loungiest (lees Stereolab op heur slechtst) ja soms maar hee: jangle pop; met Stereolab-voorloper McCarthy ben je d’r al bijna.

(ik sta aan de kant van de mensen net zo veel als de volgende gast)

Plaatbreed weet het vaak genoeg mijn aandacht weer terug te winnen. Maar het zijn telkens maar korte momenten want in bijna elk liedje zit wel iets dat het voor mij kapot maakt. Dat kan iets kleins zijn; A New June was bijvoorbeeld een prachtig liedje geweest zonder die vreselijke achtergrondvokalen. En komt In the Morning, alleen stem en akoestiese gitaar, o god zo mooi, o god jongens hou dit asjeblieft heel o dat wrak klinkende & spaarzaam ingezette pianootje dat kan nog, een paar toetsen maar, ja dit is mooi, dit is heel mooi, zo mooi kan eenvoud zijn.

Blijft over.

In het begin was er de verrassing. Het jaren zestig folkgeluid gecombineerd met de synths van ruim een decennium later, voornamelijk te vinden in muziekzjanrûhs die nog bitter weinig uitstaans hadden met folk. Klanken uit verschillende verledens, en het werkte.

Bijna aan het eind is er in de vorm van In the Morning schoonheid. Puur. Onvervalst. Onversneden. Onopgepoetst.

De rest is luistermuziek om niet echt naar te luisteren. Muziek voor in de badkamer. Het is november & je komt thuis & je bent nat & je bent koud & je gaat in bad liggen & je neemt een roodwijn mee, een roodwijn neem je mee, een boek, en deze plaat. Je gaat met de demio op weekendje ergens in het oosten (was het niet nabij Assen?) (hoe heette die eigenaar van die bed & ontbijt ookalweer?), je eet kaasjes, je deelt je laatste Orval, je praat, ergens in de hintergrund deze plaat & dan is het mooi. Twee keer is deze plaat op volle aandacht mooi. De rest van de tijd is de plaat mojer als je er niet te nauw naar luistert. Ik ben zoveel schoner met uw ogen toe, zong dingens, zong wie was het weer.

Luisteren met de ogen toe, deej Chri Milton dat toen hij een kindeken waart. Zegt de bio: Toen Chri Milton een kindeken waart, speelde zijn moeder kassetjes voor hem op een kleine schoenendoos kassettespeler / -opnemer. (ik dacht aan die scene met die dictafoon in De Koning) (De Koning van Szczepan Twardoch) (helemaal opput eind weetjewel, met Peet dood en onder de stront achter in de auto) (en later, in dat vliegtuig) (en de stem van Peet door die oude primitieve dictafoon) (daar dacht ik aan) (heb jij dat eigenlijk wel gelezen, Femke?) (maar Chri Milton natuurlijk) (Chri Milton natuurlijk). Chri Milton groeide op (zegt nog steeds de bio) met het stoffige geluid van kassetjes, en langzaamaan groeide er liefde in hem, groeide er liefde in hem voor het lofi geluid van artisten als Daniel Johnston en Smog en Guided By Voices en dan neem ik aan de Smog van toen Callahan nog spreken kon en spreken wist en niet die derderangs lamlul die hij geworden is vanaf Knock Knock (of eigenlijk al eerder, zeg nu zelf, hoeveel deugt er nu heeltemaal aan The Doctor Came At Dawn of Red Apple Falls?) (en zelfs Wild Love heeft nog zo zijn limitasies). Maar hoe ook, ik zeg STOFFIG ja, dat is het woord. Dus niet stofzuigen niet stoffen niet oppoetsen niet je ramen wassen het is schoner als het vuil is. Wel. Ja. Wel en ja, dat heeft deze kleinstwijn goed begrepen alvast. Niks oppoetsen die thuisopnames, wie gaat er nu gode ver doem mij ook thuisopnames oppoetsen? Heel de charme van thuisopnames is juist dat ze NIET opgepoetst zijn. Thuisopnames oppoetsen is net zoiets als een warm bad lauw laten worden vooraleer je er in gaat zitten.

Zoutige luidsprekers.

Kleinstwijn ik zei?

Zoutige luidsprekers.

Chri Milton dus, een naam is een daad, vond, enkele dekaden later, een gelijkgestemde ziel (en god ik huil alleen al bij de gedachte dat een persoon een gelijkgestemde ziel vindt, al is het maar dekaden later) in Vertro Ubreti, een naam is een daad, en the twee speelden tesaam in de postpunk band Greed Island, een naam is een daad, en wilden later een lofi geluid verder uitdiepen met het projekt Tiny Wine. Een klein wijntje op kleinstkamertje, hoe intiem wil je het hebben? Een eepeetje, want klein moet het zijn, op vinyl en kassette, want een a-zijde en een b-zijde moet het hebben. En krakelen moet het (krakuhlun, niet krakeelun), en ruisen, imprefektie moet er zijn. Teruggrijpen als het doet op het ouderwetserige lofi geluid van, laat ons zeggen, de vroege jaren negentig tot, laat ons zeggen, ergens net iets overheen de twede helft van diezelfde jaren negentig.

(ik had in die dagen nog niet zo heel erg lang een seedeespeler & ik herinner me een bezoeker in mijn deprimerende studentenflat die klaagde nee kloeg nee boos werd zelfs om zo’n seedee, ik weet niet meer welke seedee maar het geluid was nogal lofi ja & lekker wrak, het kraakte en het piepte in zijn voegen en de ruis was om te snijden. dan hebben we eindelijk seedee, zei die bezoeker nijdig, dan gaan ze bandruis nabootsen. ik zweeg. ik keek en zweeg. ik vroeg de bezoeker niet om weg te gaan)

(later is die gast nog cabaretier geworden echtwaar)

(kabuhruhtjee, je zou om minder)

De eenvoud. Ja. Want het leven was simpel in die dagen he. We studeerden maar we gingen nooit naar kolleezje. We hadden gebroken harten. We dronken veel, we aten onregelmatig. We waren miserabel en zielsverrukt. Die eenvoud, en die melankolie ook. I’m nothing but you’re something to me zingt die tiep. En toch klinkt het licht en vrolijk en onbekommerd. Wiegelend en waggelend en troostend. Zwalpende guitaartjes, zoemende synths. Het is maar een kwartiertje, nee het is nog niet eens een kwartiertje, dertien minuut drieënveertig en dan al gedaan; zo verloopt het althans op mijn cdr; de plaat had je nog halverwege moeten keren (keer halverwege).

En is. Dwaalt. Op de zoveelste dag niet geschreven. De ongeschreven dag. Een heel klein wijntje met een heel klein eepeetje. Ow. Het heeft zeer zeker iets geforceerd (wie zei daar iets over ongedwongen gesprekken?) (wie zei daar iets over konijnenvoer?) (wie zei daar iets over een bank?): het lofi geluid meer “gezocht” dan noodwendig. Maar ah, dat was in de jaren negentig al gaande (welke artist was het weer die zijn lofi sticker niet wilde, zeurende dat hij juist heel goede en dure opnameapparatuur gebruikte?). Na de opgepoetstheid van de gewassen ramen maakt Archer de kracht van de imperfectie duidelijk: Cleaned the Windows is; Archer wordt.

Geri van Essen Cleaned the Windows Recensie

Ik dacht aan Levinas. Ja. Ik dacht aan Levinas. Er zijn ook dagen waarop ik niet aan Levinas denk maar nu dacht ik aan Levinas. Ik dacht aan zijn gedachten. Ik dacht aan zijn gedachten over het gelaat.

Het gelaat van de ander of de andere ander. Autre. Autrui. l’Etat et moi. (Mein Vorgehen In 4, 5 Sätzen). Ich – wie es wirklich war. Wie es eigentlich gewesen ist. De dingen. Het gelaat. Het gelaat na vier of vijf kleine wijntjes (maandagavond was het een chianti) (i ate his liver with a nice chianti). Het gelaat van deze of van die andere ander. Als het het gelaat was van die vrouw op de bank zou ik beter kijken. Als dit Ierland was zou ik beter kijken. Als ik in de Demio zat zou ik dieper luisteren. Hoe het gelaat van de ander oproept tot een werkelijke ethiek (wie was het weer die zei dat mondkapjes en de anderhalve meter samenleving ethiek in die zin wegvagen en oh! dat was de nagel op de kop) (het goede doen) (de ander) (niet de prik voor de gelaatloze ander die daar minder goed tegen kan) (laat degeen die daar minder goed tegen kan zelve prikken gaan ja) (een werkelijke ethiek is niet voorgeschreven). Wel. Ik dacht daaraan & ik dacht dat hoewel het gelaat van Geri van Essen zichtbaar is op de seedee haar mjoeziek in zeker zin veel gelaatlozer is dan de mjoeziek van Tiny Wine (terwijl de gelaten van Chri Milton en Vertro Ubreti weer minder duidelijk zichtbaar zijn op de hoes – ik neem tenminste aan dat zij dat zijn op die fotootjes maar misschien zijn het wel heel andere gasten, vrienden misschien famielje misschien of zomaar gasten misschien). De mjoeziek draagt gelaat omdat de mjoeziek wordt en de mjoeziek wordt omdat het rammelt en ruist en suist. Ze schoonden niet op en zo was het goed. Ze weigerden een prik en zo was het goed. Ze gingen dood van ellende en ze leefden en zo was het goed. Lijkt me ook geen mannen die thee drinken. Zo is dat goed.

Recensie van Tim Donker

Bijpassende muziek en informatie

The Microphones – Microphones in 2020

The Microphones Microphones in 2020 Recensie en informatie. Op deze pagina kun je de uitgebreide recensie lezen, geschreven door Tim Donker over de EP van de The Microphones – Microphones in 2020.

The Microphones Microphones in 2020 Recensie

Recensent: Tim Donker

Ja. Je weet het nog wel. Je weet nog wel hoe je daar zat, genageld. Bij dat raam. Dat moet kort na de millenniumwende geweest zijn. Als je moest gokken zou je gokken op 2003. Maar het kon ook 2004 of 5 geweest zijn. Wie keek er op zijn almanack, wie nam nota? Het was nog vroeg in het nieuwe millennium, zoveel weet je nu nog zeker. Het van de gele hond gescheten jaar 2020 was nog veraf, alles was nog veraf, en je zat dat daar. In je vorige huis zat je dat. “Vorige huis”, zeg je, nu, op een moment dat je huidige huis weeral bijna je vorige huis zal zijn. Moest je dit enkele maanden later geschreven hebben, je kon het gehad hebben over “ruim twee huizen geleden” of een omschrijving van dien aard maar je schrijft dit niet enkele maanden later je schrijft dit nu. Nu is het vorige huis een ander huis, in een andere straat. Een huis waar je je nooit echt helemaal thuis hebt gevoeld, de ganse zes jaar dat je er woonde niet. Een huis waar je nooit echt helemaal gelukkig bent geweest. Behalve misschien op de momenten dat je zat, daar voor dat raam, en dat je luisterde. Naar weeral een nieuwe plaat, weeral nieuwe muziek, weeral een nieuwe artist, weeral een nieuwe band. Het raam. Het tapijt. De keuken, soms. Je weet de eerste keer nog dat je Ryjoji Ikeda luisterde. Dat was in de keuken van dat huis. Het was nacht en je vrouw sliep al. Minimale techno, dat kan nog wel als mensen slapen. Vond je. Je kon zweren dat je de muziek voelde, fysiek, je kon zweren dat je het langs je huid voelde gaan, je kon het door je haar voelen stromen. De muziek streek met haar hand door je haar. Kon je zweren. Daar. In de keuken. Toen. Maar die keer niet in de keuken, die keer voor het raam. Waar je meestal zat. Op je knieën. Lichtjes gebogen. Starend. Naar tapijt. Soms uit het raam. Dan zag je dat kleine rottuintje dat je altijd hartgrondig gehaat hebt. De ganse zes jaar dat je er woonde. Zitten was een genageld zitten die keer. Naast steerjoo. Op steerjoo weeral een nieuwe seedee. The Microphones. Zo heette het bandje. Mount Eerie de seedee. Je vond het mooi. God wat vond je het mooi. Het was duister het was mooi het was grappig soms het was anders dan alles dat je kende en je kende best veel mjoeziek, ook toen al. Misschien dat Boduf Songs doet wat The Microphones deden, dat Boduf Songs het beter doet ook. Misschien. Maar die kende je toen nog niet. En je zat en luisterde naar die volstrekt nieuwe schoonheid. Genageld zat je. Niet eens meer in dat huis zat je. Je zweefde in ergens een niets, met alleen jezelf en de mjoeziek. Zo overrompelend was mjoeziek je al niet meer vaak, toen. Je kende het nog uit je jeugdjaren, toen je de metal net afgezworen had en al die wagonladingen aan niet-metalen klanken te ontdekken had. Dat mjoeziek er niet alleen was om je woede te kanaliseren en je kop op en neer te bewegen terwijl je de teksten meebrulde. Dat mjoeziek ook dwars door je ziel kon gaan. Dat je dat niet wist. Dat je dat nooit geweten had. Na een periode waarin elke volgende ontdekking je nog stukker brengen wist – Nick Cave, Swans, Palace Brothers, Tindersticks, The Geraldine Fibbers, Smog, Nine Inch Nails, Simon Joyner – werd het rustiger. De keren dat er klanken je gehoorgang binnenkropen die je in geen enkel bestaand vakje in je kop kon onderbrengen werden spaarzamer. Steeds vaker kon je mjoeziek relateren aan andere mjoeziek. Slechts nog een enkele keer kwam er uit de tonen een vuist omhoog die je finaal uit je sokken mepte. Die keer, toen, voor dat raam, Mount Eerie in de speler, was zo’n keer. Het was een konseptalbum ja. Maar meestal zijn konseptalbums hoogdravende pretentieuze megalomane zeikalbums. Dit niet. Dat je niet precies kon zeggen waar het eigenlijk over ging maakte het eigenlijk alleen maar mojer. Het zal wel over een of andere berg gaan, dacht je. Een donkere duistere berg ofzo. En ergens was de stem van God. Maar dat was Calvin Johnson. Dat vond je grappig. Dat Calvin Johnson de stem van God was. Dat vond je zo grappig dat je alleen daarom al enkele weken later een Halo Benders-plaat kocht. Of misschien was het er één van Beat Happening. Dat kon ook.

Je leerde al snel dat The Microphones eigenlijk geen band was maar een éénmansprojekt. Phil Elverum, zo heette die éénman. Het deed je schrijven, vier uur smorgens, einde desember, dat jaar of een ander jaar, in een brief, een lange brief, aan een vriendin dat de enige wetenschap die je eindejaars nog overhield was dat Phil Elverum een genie is. De rusteloze zoektocht was begonnen. Alles moest je hebben van The Microphones. Ook dat was lang geleden. Dat een band of een artist de kompletist in je wakker geroepen had. Dat was geleden van Will Oldham, en die was jou toen zijn transformatie tot Bonnie Prince Billy kompleet was kwijt geraakt. Dat eerste album als Bonnie Billy, I See A Darkness, dat had je nog prachtvol gevonden en grootse verwachtingen had je van die nieuwe alias (na Palace Brothers, Palace, Palace Songs, Palace Music en als je je niet vergiste ook nog een album onder zijn eigen naam). Maar alras werd het allenig nog maar zouteloze country die zelfs het prefix neo- niet meer dragen mocht. En dat moet toch echt nog vóór de millenniumwende geweest zijn dacht je.

Maar nu. Nu was het weer. Het zoeken. Het speuren. Het afschuimen van dat vermaledijde internet, of hoe heette dat want je was in die dagen nog niet zo thuis in dat soort dingen, was jij het maar of was het internet werkelijk magerder in die dagen? Soms moest je eigenlijk feitelijk werkelijk naar een platenzaak. Soms op je fiets, dan was het maar een platenzaak bij jou in de stad die naar verluid nog wel één of twee Microphones-titels in de bakken zou hebben. Soms moest je naar de trein, helemaal naar dat vorte Amsterdam waar je zo gruwelijk het land aan had, hebt, altijd zal hebben. Omdat daar een hele grote platenzaak was. Zo groot dat die meerdere verdiepingen telde. Of omdat er een specialistische platenzaak was. Zo specialistisch dat ze er de mafste dingen hadden. Of gewoon maar omdat het Amsterdam was en in Amsterdam, daar had je dingen. Dingen die je elders niet had. Ook vroeg je je vader een titel uit Amerika te laten invliegen. Titel. Titels. Plaat. Platen. The Glow. It was hot, we stayed in the water. Don’t wake me up. Microphones live in Japan. Song Islands. Window. En dan sirkuleerden er nog kassettes. Naar het scheen. Op iebeej. Naar het scheen. Voor veel geld. Naar het scheen. Nog mojer dan al het andere. Naar het scheen. Maar wat gaf het. Wat je nu bijeen gegaard had was al mooi. Zo mooi. Zo godvergeten tranentrekkend mooi. “Microphones is mijn laatste grote ontdekking,” zei je daarom, jaren later, misschien wel tien jaar later nog, zei je dat, tegen een vrouw, tegen de mooiste vrouw ter wereld zei je dat. Op ergens een heuvel zei je dat. Tegen de mooiste vrouw ter wereld zei je dat. Tegen een vrouw waar je zo oneindig veel van hield dat je hart uit elkaar spatte als je bij haar was. Zei je dat. “Mijn laatste grote ontdekking”, zei je. Zei je verdomme allemaal.

The Microphones Microphones in 2020 Recensie

De grootsheid van de ontdekking leek m er vooral in te zitten dat Phil Elverum dat The Microphones zoveel van je muzikale voorliefdes bijeen wist te brengen die je onbijeenbrengbaar achtte: wrakke lofi, (freak)folk, (neo)country, minimalisme, electroakoestiek, avantgarde, noise, dronerock en wie goed luisterde kon zelfs horen dat Elverum af en toe al eens een black metal plaatje drajen mocht. Geen twee Microphones-platen waren hetzelfde: zo was Microphones live in Japan een ingetogen en uitgekleed zangerliedjesschrijveralbum waar Window zich moeiteloos kon meten met het meest experimentele uit je platenkast. Soms lieflijk, soms woest, soms kaal, soms uit zijn voegen barstend, soms vervreemdend, soms dreigend, soms duister, soms troostrijk, soms ontroerend, soms grappig zelfs over trieste zaken (I can’t believe you actually died is, bijvoorbeeld, een heel erg grappig liedje).

(tekstueel, dat was nog zoiets met die Elverum, die teksten, heel maf, er was niet één tekst die je van onder tot boven wist, niet één liedje dat je van begin tot eind zou kunnen meezingen – daar leek het die man ook niet om te doen. maar er waren van die zinnetjes die naar buiten kwamen wajeren en die je grepen, die zomwijlen huivers op je lijf zetten; een zinnetje als “from under the ice / i watched you in warm clothes”, bijvoorbeeld en nu noem je maar wat)

Ook genieën die je laatste grote ontdekking waren, kunnen goed de mist in gaan. De mist in gaan, dat deed Elverum. Hij deed het glansrijk. Hij kwam op de zotte idee het Microphones-alias te laten varen en een nieuw aan te nemen, en wel de titel van zijn (naar nu bleek laatste) Microphones-album Mount Eerie. Ja Elverum bracht niet langer platen uit als The Microphones. Hij bracht voortaan platen uit als Mount Eerie. Hij wijzigde alleen maar zijn alias. Hij wijzigde niet zichzelf. Niettemin bewees hij Shakespears ongelijk. Wat Microphones heette, rook onder een andere naam lang zo zoet niet meer. Je schafte je wat aan, misschien niet eens het eerste dat hij als Mount Eerie uitbracht, er waren dagen dat je’m niet in de gaten hield, die Elverum: die tijd was al aangebroken: dat er nu dagen waren dat je’m niet in de gaten hield. Wind’s Poem, kwam binnen je muren terecht, en No Flashlight, en Eleven old songs of Mount Eerie – die laatste omdat je abusievelijk dacht dat de old songs zo old waren dat het al bijna nog Microphones-liedjes konden zijn. Ze vielen tegen. Allemaal. Al die plaatjes. Vielen. Vies. Tegen.

Ofnee. Niet vies. Wel tegen. Waar dat door kwam. Wat er anders was. Waarom Mount Eerie je hart niet sneller deed kloppen, en The Microphones wel. Wat het was. Toegegeven: als Mount Eerie niet Phil Elverum was geweest, of liever: als je Phil Elverum niet ook als The Microphones had gekend, was je blijer geweest met de hoger genoemde platen. Moje, kabbelende, sfeervolle platen. Fijn achtergrondwerk. Fijn om bij te schrijven. Fijn om bij te drinken. Fijn om bij te mijmeren. Misschien was dat het: dat het je niet greep, dat het je gedachten, je schrijven, je drinken niet stil zette. Het miste. Ja. God, zeg niet pregnantie zeg verdomme niet pregnantie.

Vooral miste het dat waarin The Microphones juist in uitblonk. Dat, waarom je The Microphones toen op die heuvel met de zon in je rug je laatste grote ontdekking had genoemd. Mount Eerie was éénvormig. Bijna saai éénvormig. Het dreutelde, het meanderde. Een warmig klankje. Dat wel. Mount Eerie, dat was een beetje zoals niet dronken zijn maar wel bezig het te worden. Waar je tussen nuchterheid en dronkenschap zit. Waar de vormen al hun vaste contouren beginnen te verliezen maar je nog voldoende bij kennis bent om ervan te genieten. Fijn. Prettig. Lekker. Maar spannend? Nee.

Je zwoor af die Mount Eerie. Je schreef weg die Mount Eerie. Je had gedaan met Mount Eerie.

Totdat een lul op dat vervelende feesboek begon emmeren dat Sauna het was. Sauna. Met Sauna keerde Phil Elverum terug naar het geluid van The Microphones. Ja. Nee. Dan. Toch. Die moest je hebben. Die mocht je niet missen dan. Je sprong weer aan boord de Mount Eerie trein (waar je nooit echt heeltemaal van af gestapt was misschien). Je bestelde. Je meldde je aan bij het groepje. De lul scheen wegen te kennen die anderen niet kenden, je liet hem dat Sauna bestellen, je liet hem doen, je zat in je kot & je wachtte tot Sauna kwam. En Sauna kwam. En leek aanvankelijk niet teleur te stellen. Het tien minuten durende, nogal minimalistiese openingsliedje – dat gewoon Sauna heette – was fraai en deed je inderdaad aan een Microphones-plaat denken al kon je niet direkt welke, en ook het tweede liedje, dat Turmoil heette en dat mooi en dof en droevig walste, streelde je oren. Doch reeds bij liedje drie, het door veel te feeërieke damesstemmen gedragen Dragon begon je aandacht te tanen. O. (Something) was nog wel iets, nog wel iets moois, zoiets tiepies voor Elverum ook om liedjestitels tussen haakjes te zetten, en sja heel de plaat, heel de plaat had wel, had wel iets, als het ging overheen hogere hoogten en lagere laagten, hardere harden en zachtere zachten, minimalistiesere minimalismen en rumoerigere rumoeren, experimentelere experimenten en verstildere verstilling dan je inmiddels helaas gewoon geworden was van Mount Eerie, maar toch, en toch, en dus, en zelfs, zelfs het laweit op Boat was een afgevlakt laweit, en dus, en toch, en daarom, alle enen bij elkaar opgeteld bleek toch ook Sauna weer in hetzelfde bedje ziek als alle voorgaande Mount Eerie-platen: het wilde niet beklijven, het wilde niet blijven, het wist niet raken, niet echt diep, het nagelde niet: niet aan vloer, niet aan zetel, niet op sofa, niet daar waar je je seedees luisteren deed. Zelfs de beste Mount Eerie-plaat was dus nog geen Microphones-plaat. Je keilde heel dat Sauna doorheen de kamer, het kaatste tegen de deur, het bleef daar liggen op de vloer, je schudde woedende vuist naar Phil Elverum, je zei “Biz alain sjildik, di sjoite aino, di narisjo frajer!”.

(nee je smeet niet met die cd, je haalde hem rustig uit de speler, je deed hem terug in de hoes)

(nee je sprak die woorden niet, je zette de cd terug in je cdkast, je ging naar bed)

Gedaan nu. Nu echt gedaan, en voorgoed gedaan. Elverum was Elverum niet meer en daar moest je je goeje geld niet meer aan gaan uitgeven.

Maar dan. Dan zegt de klok tik, en dingen gebeuren. Onophoudelijk blijven dingen gebeuren. Iemand ging dood. Ergens ging er iemand dood. In 2016 overlijdt er ergens een vrouw aan de gevolgen van kanker. Geneviève Castrée. Kunstenares. Muzikante. Vrouw van Phil Elverum. Moeder ook. Moeder van Phil Elverums dochter. Op het moment van overlijden was die dochter iets ergens tussen baby en peuter. Dreumes heet dat dan. Niet eens zoveel jonger dan je eigen dochter. En Phil Elverum maakte er een plaat over. A crow looked at me, zo heette die plaat. En weeral. Weeral bezweek je. Vanwege die dochter. Vanwege de afscheidsplaat. Weeral bestelde je. Weeral via die lul op feesboek. Weeral kwam de plaat.

Een aangrijpende plaat. Ja. Natuurlijk. Een plaat over echte dood, je had zo je bedenkingen over afscheidsplaten. Zit er muziek in dood, kun je -want daar komt het dan toch uiteindelijk op neer – geld verdienen met verdriet? Kun je kunst maken van dood, vraagt ook Elverum zich ergens op die plaat af (en dat de artiest je bedenkingen onder woorden brengt neemt die bedenkingen nog niet weg). Een plaat die begint als Castrée nog leeft & in hun huis, in een kamer, in een bed langzaamaan dood gaat, en eindigt enkele maanden na haar dood. Rauw. Puur. Echt. Dat wel. Ja. Er was dat liedje waarin Elverums stem brak en je hoort hoe hij bijna in tranen is. Grijpt aan? Ja. Grijpt aan. Maar toch hoorde je Elverum hier niet per se veel triester dan je hem in andere triestige Microphones- of Mount Eeries-liedjes gehoord had; je hoorde geen ongekend diepe duisternis of depressie; je hoorde hem niet zoals je hem nog nooit gehoord had. Misschien had je er niks over te zeggen, jij die alleen nog maar je beide ouders ten grave had gedragen en dan nog op momenten dat je al verwijderd van ze was geraakt, misschien kende je niks van afscheid, van echt & onherstelbaar afscheid en moest je je bek houden over zulke zaken, maar toch had je een veelkantiger emotie verwacht. Je hoorde geen wanhoop of woede, je hoorde alleen maar stil verdriet. Je hoopte dat dit de laatste Mount Eerie-plaat ging zijn in hele lange tijd; deze afscheidsplaat mocht niet zomaar een titel binst een immer wassende discografie worden; dit moest het eind zijn of anders een nieuw begin. Al veel te snel kwam er echter een (After), dat je niet kocht, niet eens luisterde, je vermoedde dat het wel zou gaan over het leven na haar dood maar je dacht er liever helemaal niet over na (later bleek er tussen A Crow Looked At Me en (After) nog iets dat Now Only heette te zitten, maar dat was even langs je heen gegaan, op Discogs zag je wel dat er een liedje op stond dat Tintin in Tibet heette en je dacht aan je vader die zo’n verwoede Kuifje-fanaat geweest was).

En nu dan. En nu dan weer opnieuw. Nu komt Elverum, na zestien jaar, met een nieuwe Microphones-cd op de proppen. En dan weer. Dan ga je weer. Daar ga je dan weer. Dan moet je dan toch weer. Dan moet je dan toch weer hebben. Misschien dat nieuw begin, misschien kan Elverum na Mount Eerie toch weer Microphones zijn, misschien na afscheid, misschien na afscheidsplaten, misschien. Dacht je. Dacht je allemaal. Dus je bestelde. Nu niet via een lul op feesboek, want inmiddels had je geen feesboek meer en je kunt zelf ook wel seedeetjes uit het buitenland laten komen hoor. En het kwam.

Vier pagina’s ver ben je nu. Vier pagina’s voor je kunt beginnen met zeggen of Microphones in 2020 klinkt, ja of nee, als een Microphones-plaat.

Kun je. Kun je zeggen.

Microphones in 2020 is feitelijk één heel lang liedje. Vierenveertig minuten en zevenenveertig seconden. De minimalistiese guitaar die opent klinkt inderdaad erg Microphones-achtig en had niet misstaan op, laten we zeggen, Don’t wake me up of It was hot, we stayed in the water. Het meandert. Het wiegt. Het hypnotiseert. Het is mooi. Het gaat door voor meer dan zeven minuten, een enkel betrekkelijk eenvoudig guitaarloopje, geen zang, alleen die ene guitaar die draagt, het is fantastisch hoe dat draagt, hoe het je draagt, hoe het je zweven laat. Dit zou een ochtendraga kunnen zijn denk je, je weet het niet, je hebt deze plaat nog nooit soggens kunnen drajen, alleen maar saavonts als iedereeen naar bed was want verdomme iedereen is heel de tijd maar thuis hier in dit huis en al je ochtendrituelen zijn kapot: de dingen die je deed, de platen die je draaide, de koffie die je maakte als iedereen weg was naar school en naar werk en je alleen was met huis en koffie en je gedachten en mjoeziek.

Dan vangt hij ten zingen aan. Phil Elverum. Microphones. Mount Eerie. Hoe moeten we hem noemen. Hij begint zingen. “The true state of all things” zingt hij. En: “I keep on not dying, the sun keeps on rising / I remember my life as if it’s just some / dreams that I don’t trust, burning off, layered thick, / a cargo that I haul, wounds and loves unresolved”, zingt hij. Zingt hij allemaal. De zanglijn berooft de guitaar van zijn hypnotische qualiteiten en de zang is in eerste instantie dus een verarming, geen verrijking.

Later. Meer instrumenten. Een tweede guitaar, die een slagje elektrieker lijkt dan de eerste. Drums. Bas misschien. Je weet het niet. Een beetje laweit, zo ergens rond de zestiende minuut. Orgeltje, ergens na de twintigste. Piano, niet veel later. Het komt en het gaat weer, meestentijds is het Elverums zang met dat guitaartje, dat allereerste guitaartje. Soms komt het tot een stastil, is er even niks, gaat het weer verder later.

Zang. Tekst. Een lange bewustzijnstroom. Eindeloze herinneringen. Zijn jeugd. Bijvoorbeeld: “Even deeper back into the mist: / when I was 12 or 13 on a family trip we hiked down a steep / bluff to an ocean beach in whipping rain. My little / brother’s clothes got wet from playing in the winter / waves. My parents made a fire of smoky driftwood and / we huddled in and took his wet clothes off and held him / naked above the flames. Smelling like smoke and salt on / the drive home, surely this experience explains something / about whoever it was that sang all these songs.”. Maar ook later, het werken aan de eerste Microphones-cassettes na zijn werk in de platenzaak. Later nog: de cd’s, het toeren. Herinneringen aan vrienden, aan een meer (er is altijd veel water in de teksten van Phil Elverum).

Muziek. Bands die hem geraakt hebben. Een prachtige herinnering aan een konsert van Stereolab; het overrompelende van die ervaring herken je volledig, hoewel je Stereolab nooit live zag. Ja Stereolab, dat was er nog zo één, maar dat was voor dat huis waarin je je nooit volledig thuis hebt geweten, dat was nog in die deprimerende studentenflat, een dubbelseedee van Stereolab, je was er volledig stuk van, wekenlang misschien wel.

De kracht van deze plaat is ook de zwakte. De eindeloze herinneringenstroom, de mjoeziek die meestentijds terugkeert naar de basis van het guitaarloopje plus de stem van Elverum: het is moeilijk om er, in weerwil van een hier of dare explosie of een hier of dare stastil, drie kwartier lang je volle aandacht bij te houden. Maar god, dit kon een fantastische ochtendraga zijn! (je weet het niet, je hebt deze plaat nog nooit soggens kunnen drajen, alleen maar saavonts als iedereeen naar bed was want verdomme iedereen is heel de tijd maar thuis hier in dit huis en al je ochtendrituelen zijn kapot: de dingen die je deed, de platen die je draaide, de koffie die je maakte als iedereen weg was naar school en naar werk en je alleen was met huis en koffie en je gedachten en mjoeziek.)

Microphones in 2020 is de mooiste plaat die Mount Eerie nooit maakte. Maar de echte Microphones had er misschien nog een twede seedeetje bij gevoegd, met geluidsexperimenten, korte liedjes & onzin. Misschien. Je weet het niet.

Er is geen ontkomen aan. Phil Elverum zal altijd deel van je leven zijn. Hij zal nog hopen kutplaten maken. En hij zal fantastisch zijn. Soms. Af en toe. Nu.

Bijpassende informatie

Tiny Room Records nieuwe platen

Tiny Room Records nieuwe platen albums LP’s, 12″vinyl en CD’s. Welke nieuwe albums en andere platen heeft het Nederlandse platenlabel recent uitgebracht. Recensie van nieuwe Tiny Room Records platen door Tim Donker.

Tiny Room Records nieuwe platen LP’s, 12″vinyl en CD’s

Tim Donker heeft voor MuzikaleOntdekkingen.nl een drietal nieuwe platen en albums van Tiny Room Records beluisterd en besproken.

Recensie nieuwe platen van Tiny Room Records

Tim Donker

En dan, een dag, Kleinstkamertje. Is klein, is kamertje, is mjoeziek, is hoezee. Tiny Room Records. Dat zit in Bilthoven, u weet. Is bilt is hoven is daar. Mijn opa en oma woonden daar. Sluit ik mijn ogen, zie ik mij ook vandaag nog Bilthoven binnenrijden. Samen met mijn vader, want de laatste jaren waren het meestal alleen nog maar mijn vader en ik die naar daar gingen. Want mijn zussen waren puber en mijn moeder had geen zin en mijn vader wilde niet alleen gaan en dan liet ik mij overhalen. Dan nam ik plaats op de passazjierstoel en dan gingen we. Helemaal vanuit dat Helmond waar we woonden in die dagen naar het verre Bilthoven. Onderweg langs kanaal en spoor en snelweg tot we binnenreden die stad. Bilthoven. Dan zagen we mensen en stoplichten en huizen en bomen. Het licht viel anders in Bilthoven, dat viel me telkenmale weer op. Dat het licht daar anders viel.

Combo Quazam Flight Music.

Nu zijn mijn opa en oma reeds lang onder de grond, maar Tiny Room Records is nog wel daar. In Bilthoven. Kleinstkamertje, zeg ik graag. Een klein kamertje en muziek. Dat kan alleen maar moois opleveren. En dat doet het ook. Geregeld komt er al iets vanuit kleinstkamertje regelrecht doorheen mijn brievenbus. Vaker dan me lief is valt zo’n cd dan tussen mijn recenseertafel en de muur om pas na verloop van maanden weer door mij gevonden te worden, onder het stof inmiddels maar niet minder mooi daar om. Zo gaat de weg der cd’s soms. Zo gaat het pad van de recensent soms. Het leven is datgene dat je overkwam toen je druk bezig was andere plannen te maken immers. Ik was voor de school. Ik wachtte op mijn kinderen. Ik was op mijn werk. Ik was in de speeltuin. Ik las mijn zoon voor. Ik maakte een kleuterschoolwerkje met mijn dochter. Ik zat in bad. Ik stond in de tuin overheen de heg een eind de ruimte in te plauderen met Sergio. Ik was in de winkel. Ik stond me te scheren. Ik was aan het koken. Ik was overal, maar niet aan mijn recenseertafel. Ik weet niet hoe dat gaat. Misschien heeft Gode er toch onjuist aan gedaan om een dag maar vierentwintig uur mee te geven.

Ik dacht, ik zal beter opletten. Ik leg dat daar neer, dacht ik.

En dan luisteren. En dan schrijven.

Luisteren. Luisteren naar Combo Qazam bijvoorbeeld. Weeral maanden later. Weeral maanden later luisteren naar Flight Music. Van Combo Qazam. Dat kwam uit op de dag dat ik 47 werd. En nu is het maanden later, nu is het eindejaars, nu is het december, nu zit ik, nu luister ik. Naar Flight Music. Eigenlijk een 12” vinyllen ding, maar ik kreeg het op cdr. Ik zit. Ik luister. Ik hoor. Postpunk, voornamelijk. En mathrock. Ja. De bio zegt dat het voer is voor fans van Wire, Battles, Tortoise, Beak>, Mazes, Pinback, Neu!, Can en Devo. En ik zit en ik luister en ik denk tsja. Beak> en Mazes ken ik niet en met Can en Neu! heeft dit, althans volgens mijn oren, die oren aan die kop van mij, niet zo veel te maken. Wire en Battles. Ja. Hoor ik. Devo ook een beetje inderdaad. Rumah Sakit, verdomd, hoor ik ook. Een beetje UI misschien. Maakt alles smaakvoller. (maar dan de latere UI toen de ui al bijna over datum was en de funky sexyness niet meer zo evident was). Ik hoor monotonie en herhaling. Ik hoor afgepaste en aangescherpte melodieën. Hoekig. Het angstaanjagende van de vroege postpunk, toen het werkelijk nog post punk was: dat wat direkt na punk kwam en dat nog direkter uitzichtloosheid voelen liet. Maar bij vlagen verliest het zijn zwaarte. Valt er licht doorheen het mechanische. Dan is het alsof de zon door je raam komt op een zwaarbewolkte dag. Dan is het warm en troostend. Vroeg of laat komt de dreiging weer terug, dat weet je. Een fantasties liedje als San Remi is je alles waard. Maar dan die zang die me laat denken dat ik niet weet wat ik denken moet. Vreemde, verwarrende muziek is dit. Het zuigt me naar binnen. Het hypnotiseert me. Het houdt me vast. Het slingert me heen en weer. Het drukt mijn kop in de modder. Het legt me te drogen in de zon. Het geeft. Het neemt. Aan het einde heb ik het niet onprettig gevonden.

LogOut

Is wat. Is dat. Is kleinstkamertje. Kleinstkamertje ook: is LogOut. De plaat heet E∆Ω/EKEI. Ook een 12”, dit. Altmodies als ik ben, heb ik eeuwige trouw gezworen aan mijn cd-speler dus ook ditmaal hoor ik het aan op cdr. Die LogOut gasten, dat zijn dan zeker Grieken ofzo. Hoewel ik stuitte op een andere plaat van LogOut en die heette gewoon Paper Plane Flight Recorder. Dat was folk, althans wel gedurende de drie minuten dat ik naar Paper Plane Flight Recorder luisterde. Een soort van oerfolk, de folk die folk was voor er neo- of freak- of dark- aan toegevoegd werd. Een zonnig soort folk, een hippie-achtig soort folk, een naïef soort van folk; vrij van cynisme en somberte. Dat de jaren nog de jaren zestiger waren, en dat het okee was om een bloemenkrans op je kop te hebben (una corona de flores – moet je nu eens mee aankomen!), en liefde te prediken en alle dagen ondraaglijk blij te zijn. Uit dit soort folk is ook E∆Ω / Ekei opgetrokken, maar wel met wat toevoegingen. Er zijn veel meer instrumenten dan in folk gebruikelijk zijn, en er zijn met name niet-akoestische instrumenten! Ge zoudt om minder uit de folkbond geschopt worden! (hoor ik daar een synth?! hoor ik daar een drumcomputer?!!) Je zou dit dreampop kunnen noemen, sommige mensen doen dat. Dreampop is vaak akelig kleverig, en dat is helaas ook de zwakte van E∆Ω / Ekei. Deze plaat is lief. God wat is deze plaat lief. Zo zoet en zonnig. Zo licht en zo niks aan de hand. Misschien is het mijn afwijking dat ik mijn mjoeziek gaarne een tint duisterder heb, en minstens zestig tinten duisterder dan dit. Een aarzelend lofi-miniatuurtje als Kuματα of het slaperige Γκρι kan ik nog wel hartvoelend mooi vinden, maar de ondraaglijke lichtheid van het gros van deze plaat werkt me toch een beetje op mijn zenuwen. Die zang, die mierzoete zang! Niet iedereen hoeft de longen uit zijn lijf te rochelen & niet alles hoeft death metal te zijn maar als ik na een plaat de onbedwingbare behoefte heb mijn tanden te gaan poetsen is er toch ook iets mis. Geen plaat voor “close listening” of “deep listening”, wel een hele fijne plaat om op te hebben als je samen met je vijfjarige dochter en je zevenjarige zoon de afwas doet of kookt of de boekenkast afstoft. En zeg nu zelf: sinds Rutte begin oktober Nederland officieel transformeerde in een dictatuur (of minstens een totaal fascistoïde “post-democratie”) met de doodenge formule “wees niet die eigenwijze Nederlander” (lees: vanaf heden is het u verboden anders te denken dan uw minister-president), is het toch fijn de onbekommerde blijheid nabij uw platenspeler te hebben.

Moonchy & Tobias III

Is ook. Is kleinstkamertje, is ook hippie en love and peace and happiness een bloempje in het haar doe net alsof je gek bent en hou toch van elkaar. Is fijn. Is omdat kan. Mijn dochter houdt van een poster van een kat met een paarse bloemenkrans op zijn kop (ja ik zeg zijn want niet alle katten zijn vrouwtjes hoor dus u hoeft niet altijd met haar en ze naar een kat te verwijzen) (als het aan de kat lag kocht ze whiskas). Is fijn. De getoonzette kat met een paarse bloemenkrans op zijn kopje. O wat zijn wij heden blij. Maar niet alle dagen, en daarom vond ik III van Moonchy en Tobias nog een slagje mojer dan ik m gevonden had als ik niet eerst naar E∆Ω / Ekei had geluisterd. Tobias, dat is Todd Tobias. Van cd’s als Impossible cities (geïnspireerd op een boek van Italo Calvino & er zijn heel wat mindere schrijvers waardoor je je kunt laten inspireren) en Gila Man en van een of andere samenwerking met zo’n Guided By Voices-gast (hier begon ik in te dommelen want Guided By Voices zou zeker in mijn top tien van meest overschatte bands allertijden komen, zeg het niet tegen Stefan want ik mag die man en ik zou niet willen dat hij boos op mij werd). Moonchy is Pat Moonchy en daar had ik eerlijk gezegd nog nooit van gehoord. De cd-titel doet vermoeden dat de twee al eerder samenwerkten maar ook dat is mij eventjes ontgaan. Maar wat je niet kent, kan je nog verrassen en III laat dat dan ook niet na.

De eerste sekonden van opener Dubium (oja, heel deze plaat is in het Latijn, had ik dat nog niet gezegd?) deden nog licht Floydiaans aan, maar dat was gelukkig snel voorbij. Gelukkig ik zeg, niet omdat Pink Floyd slecht zou zijn (in mijn twintigs was ik zelfs nogal “fan” van deze band en nog altijd vind ik een drie- of viertal platen uit hun oeuvre bloeder nog dan bloedmooi) maar eerder omdat Floydiaans klinken beter aan Pink Floyd zelve overgelaten wordt (die hebben na The Final Cut al nooit meer écht Floydiaans weten te klinken) (& nee, The Final Cut is niet één van die drie of vier platen waar ik daarnet op doelde, zó goedkoop ben ik nu ook weer niet).

De paden van Moonchy & Tobias zijn eerder duister dan symfonisch (symfonisch! hoor mij bezig!). Mysterieus, klassiek, darkwave, postrock, ambient, ijl, dromerig, zacht, wiegend, darkfolk, verstilling: het zijn zomaar wat van de sferen die aan mijn oor voorbij trokken in het halve uur dat III duren mag. De eerste keer onvoorbereid. Zat ik daar. Met koptelefoon (want mijn vrouw keek naar een of andere cabaretier op televisie). De stem van Pat Moonchy, die soms iets operaesk had, een Diamanda Galás in herinnering roepende theatraliteit, maar vaker nog fluisterzacht klonk en dan ging het niet meer om Galás maar om kleine kamertjes en port en liefde (deze opsomming klinkt wellicht ranziger dan ik bedoel). Een mens kan zweven op die stem. Ik leg me neder op Pat Moonchy’s stem en ik zweef. Doorheen mijn kamer, het raam uit, de inktzwarte hemel in. Daar, in diepe duisternis, is III sowieso meer op zijn plaats dan hier: tussen de te felle plafondlamp en het houten tafelblad (waarop ik nog wat gesmolten kaas kruimels van het avondeten ontwaar). Eigenlijk zou ik deze cd na het middernachtelijk uur moeten luisteren in een diep en donker woud. Deze cd ís een diep en donker woud na het middernachtelijk uur! III deed me weer beseffen waarom ik zoveel van muziek hou.

En dat is kleinstkamertje, is Tiny, is Rooms. Drie totaal verschillende platen. Het is niet altijd spek voor mijn bek maar ik wil minimaal een keer in de week God op mijn blote knieën bedanken dat Tiny Rooms bestaat.

Bijpassende muziek en informatie

Remy van Kesteren – The Red Turtle Recensie

Remy van Kesteren The Red Turtle recensie van Tim Donker van het nieuwe album, An Alternative Soundtrack to the Motion Picture The Red Turtle.

Remy van Kesteren The Red Turtle Recensie

Recensent: Tim Donker

Ja. De harp. Hou de persen voor de harp. Dat was waar ook, de harp. Op één van mijn postrondes woonde ooit een hele moje vrouw en die speelde harp. Liep ik daar, kwamen er uit ergens een openstaand raam hapklanken naar buiten gedwarreld & dan stond ik even. Stil. Luisterend. Even, heel even. Heel even luisteren, daar, vooraleer ik haar post in de brievenbus deed en verder liep. O. Ja. Dat was waar ook. De harp. Hou de persen voor de harp.

Mijn gevoel bij de harp is op zijn zachtst gezegd ambivalent te noemen. O hoe wonderschoon dat instrument kan zijn weet ik ook wel. Maar té wonderschoon soms. Begrijpuwel. Te hemels, te feeëriek. Dan wordt het kitsch. Schoonheid moet altijd een beetje verborgen zitten. Tussen de wanklanken tevoorschijn komen. Te evidente schoonheid gaat boven de pet & dus boven de oren. Ook: plaatlang wil de harp überhaupt al wel eens vervelen gaan. Meer een instrument om een flard van op te vangen vanuit ergens een openstaand raam op één van je postrondes (gewoon een ommetje maken mag ook). En dan doorlopen, heeldurdag hongerend naar meer. Meer harp. Maar soms is het hongeren naar meer mojer dan het werkelijk meer, en de harp is vaak zo’n soms.

Hoe heette ookalweer dat meisje met die harp? Joanna Newsom, kan dat? Waar is die gebleven eigenlijk? En heeft die ooit meer gemaakt dan die ene cd die ooit –wie weet nog wanneer, wie nam nota, wie schreef het in zijn almanack- de cd was die je gehoord moest hebben, de cd waar niemand nog over zwijgen wilde toen, zelfs niet als je ze daar bij herhaling om vroeg. Iets met Milk in de titel, docht mij, die cd. O dat was fantastisch. Dat meisje die harp die stem. Fantastisch ja. Eén liedje lang. Die harp daar zo bal in de voorgrond, waar je ‘m niet vaak hoorde. Dat intrigerend stemgeluid. Zo hartgrijpend. Eén liedje lang. Bij het twede liedje begon mijn aandacht al uit wandelen gaan en nog voor de plaat zelfs maar halverwege was, was ik ‘m al hartgrondig beu. En tegen het laatste liedje haatte ik alles. De muziek, die stomme harp, dat domme aanstellerige stemmetje. Misschien met tien gastvokalisten. Voor elk liedje één. (stonden er tien liedjes op die cd? ik weet niet meer, willem had ‘m voor me gebrand op een cd’retje, ik heb ‘m ooit in het vuilnisvat geworpen). Misschien met een zee aan andere instrumenten waar die harp zich dan maar bij vlagen bovenuit zong. Hum. Klaarblijkelijk niet echt een fijn solo-instrument, die harp.

Zegt Tom Waits

(maar ja die zegt zoveel. zei hij ook niet ooit dat de realiteit er is voor mensen die drugs niet aankunnen? wat ik wel een goeje vond. niet dat ik drugsgebruik nu zo per se gepropageerd wil zien. maar ik vond het een moje omkering van het eeuwige kliesjee dat aldiegenen die “de realiteit” niet aankunnen “vluchten” in drugs (of alkool, voor die materie). wat is er zo geweldig aan “de realiteit” dat je haar zou moeten “aankunnen”? wanneer heeft het saje, dagdagelijkse, grauwe, al-te-werkelijke toch die niet te betwisten voorrang gekregen boven alles wat het bevattingsvermogen te boven gaat, wat oncategoriseerbaar is, geen naam heeft? de beperkten zijn diegenen die geloven aan slechts één juistheid, één werkelijkheid, één zienswijze, één grond. waar je dan met beide voeten op moet staan. ja. met beidjes je voetjes. niet eens één of alleen je grote teen)

Zegt Tom Waits

(vertrouwensvol zingt, drie keer rond, je ogen fladderen, totdat je iemand anders vindt, daar waar je leeft, elektrieke verbindingen, knallend als een zweep, hoe kan dit werken, hoe pas je hier in, schrijf je eigen bijbel, sla je eigen zelf in elkaar, brand tot je as bent, snij je goede oor af, en breng wat je ziet dichter bij mij, ik zal nooit ook maar een beetje anders voelen)

Zegt Tom Waits

(avond en de gordijnen nog open. avond, en het keukenraam nog open) (middag, en koffie in mijn kop, en Take care to fall van Drekka in mijn cdspeler) (of avond en toen was het Dalmak van Esmerine geloof ik, en cava in mijn glas) (en toen die keer dat Sabine een fles cava had gevonden in haar klerenkast) (sabine sabine ik zag u echt oprecht heel erg graag) (en hef de hemel op)

Goed. Zegt Tom Waits dus dat muziek moet klinken alsof het via het keukenraam van de buren uw huis in gewaaid komt. Of zoiets toch. Zei hij ooit. En daar komt The Red Turtle van Remy. (ja die punt moet geloof ik) mijn huis ingevlogen. Niet via het keukenraam. Maar gewoon door de brievenbus. Niet door de buren. Maar door de postbode (hee vakbroeder!). En ik doe dit niet vaak, mensen, ik doe dit gaat niet vaak, maar almeteens scheurde in de envelop open. Bekeek de plaat. Las de bio. Het moest een alternatieve soundtrack zijn voor de reeds lang verschenen gelijknamige film. En ik dacht oei. Ik heb weinig op, heel erg weinig op met film. En dan die “alternatieve soundtracks”, of die muziekjes voor nooit verschenen films, of filmische muziek als zodanig – ik ken dat allemaal wel. Ik ken dat wel. Ik ken dat veel te goed. En ook las ik dat The Red Turtle een harp-soloalbum is en ik dacht oei. Ik dacht aan Joanna Newsom (heette die nou wel zo eigenlijk?), aan de idee van Waits van mjoeziek door het keukenraam en aan die vrouw van weleer, ooit op een van mijn postrondes. De harp als solo-instrument, dat werkte toch niet?

Remy van Kesteren The Red Turtle Recensie

Ik zou haast zeggen “met gemengde gevoelens” als ik niet zo het land had aan de idee dat het klaarblijkelijk opmerkelijk genoeg is om te vermelden dat niet al je gevoelens dezelfde kant op wijzen – en dus zeg ik maar “met de moed der wanhoop” (het is zoveel  moediger te wanhopen dan te hopen, ommers) legde ik The Red Turtle op.

En.

O.

God.

O God. Genageld. Ik stond. Aan vloer. De pracht. O de alles stoppende alles stilleggende pracht. Die het eerste liedje was. amber. Zo heette dat liedje. Noem het neoklassiek ofzo. Noem het minimaal. Noem het voor mijn part jazz, maar dan wel ene jazz zoals we die van Park Jiha gewoon zijn (o en zoek Remy. gerust ook in die hoek, de hoek der verstilden, de hoek der onklasseerbaren, de hoek der prachtigen). En ge moogt veel meer ook, ge moogt dit van mijn part ook “verstilde folk” noemen ofzo. Dat moogt ge allemaal. Zolang u uw bakkes maar toe doet, zodat ik in alle rust kan luisteren naar The Red Turtle.

Want dit is er één. Een plaat voor de stilte. Een plaat voor het geluid. Een plaat voor de beweging. Een plaat voor het hagen van het onbehagen. Een plaat voor de bladeren. Een plaat voor het openstaande keukenraam. Een plaat voor de roodwijn. Een plaat voor de avond. Een plaat voor de nacht. Een plaat voor de ochtend. Een plaat voor het liggen op je vloer & een plaat voor het zitten op je plafond. Een plaat voor de whisky. Een plaat voor de koffij. Een plaat voor het niet. Een plaat voor het al. Een plaat voor de peins. Een plaat voor de voel. Een plaat voor het trappen. Een plaat voor blijven waar je bent. Een plaat voor de wolken. Een plaat voor de schemerschijn. Een plaat voor de traagte. Een plaat voor de straat als een deken. Een plaat voor het ademen mee. Een plaat voor dronken van mjoeziek. Een plaat voor de randen van je slaap. Een plaat voor mijn vader (toen hij nog leefde, en we in de auto zaten, en we zwijgend reden doorheen de nacht). Een plaat voor mijn moeder (toen ze nog leefde, en we alleen waren, en in de keuken een langzaam maal kookten). Een plaat voor het tasten. Een plaat voor de regen in mijn achtertuin. Een plaat voor Dregke. Een plaat voor t Schrijverken. Een plaat voor langzaamaan vervlochten raken. Een plaat voor het staan. Een plaat voor het genageld staan. Een plaat voor even niks kunnen zeggen even niks kunnen denken, alleen staan. Alleen genageld staan.

Een plaat die moet. Een plaat die spreken moet, ook als hij zwijgen moet. Een plaat die maakt wat alleen in muziek gemaakt kan worden (om te variëren op een gedacht van Paul Neuhuys). Een plaat in het licht, het licht dat doorheen mijn raam valt als het ochtend is en ik voor mijn boekenkast sta en denk o hoe hou ik van dat licht.

En ineens vat ik ‘m, monneer Waits. Die van dat keukenraam, en de mjoeziek van de buren. Dan ging niet over hinderlijke boenkeboenkeboenke die ongewenst uw keukenraam binnendringt. Dat ging over ongrijpbaarheid. Over oningelijstheid. Als de klanken van The Red Turtle die zich bijna oplossen in de omringende lucht om als ragfijne druppeltjes te kondenseren op je gezicht.

Ik denk aan die moje vrouw van weleer, en de harpklanken die zij doorheen heur keukenraam naar mijn oren zond. Dat tijdeloze. Ik heb de harp van Remy. gehoord en ik weet niet of het een flard was of mijn halve leven, want ik was daar waar tijd noch plaats er toe doen. Dus nu de dag me afgrenst, zwijg ik en zet ik punt.

Remy van Kesteren The Red Turtle RecensieInformatie over The Red Turtle

  • Volledige titel: An Alternative Soundtrack to the Motion Picture The Red Turtle
  • Artiest: Remy van Kesteren (Nederland)
  • Label: Snowstar Records
  • Verschenen: 30  oktober 2020
  • Drager: CD / LP 

Bijpassende muziek en informatie