Tag archieven: broeder Dieleman

Broeder Dieleman Oh mijn ziel en Remy van Kesteren Muses recensie

Op deze pagina kun je de tim Donker recensie van de albums van Broeder Dieleman Oh mijn ziel en Remy van Kesteren Muses lezen. Beide albums zijn uitgebracht door Snowstar.

Broeder Dieleman Oh mijn ziel en Remy van Kesteren Muses recensie

en tijd weeral later

en tijd weeral later, en de aarde die draait gelijk uw oren, en altijd voort, en alles is anders nu

want ik woon niet eens meer in hetzelfde kot, ik ging weg uit het andere en eigenlijk-veel-betere kot, en verder ging ik, zij het nu ook weer niet zo heel veel verder, het is maar aan de andere kant van het dorp, aan de eigenlijk-veel-mindere kant van hetzelfde dorp dat ik woon nu maar evengoed is het een elders wonen, een elders zijn, in een kot dat elders is

en ook zij ging henen, mijn lieve tante Agaath, de laatste der broers en zussen langs moeders zijde, al vanaf ik een piepklein kinderken waart was zij mijn lievelingstante, mijn twede moeder, mijn lieve tante Agaath, die toch nooit sterven zou, want dat had ze beloofd, ik had haar er nog zo om gevraagd, daags na de begrafenis van mijn moeder vroeg ik Gij gaat toch nooit henen gaan lieve tante Agaath en nee had zij gezeid, ik ga nooit henen had zij gezeid, Gij gaat toch eeuwig leven lieve tante Agaath had ik gevraagd en ja had zij gezeid, ik ga eeuwig leven, en Als gij toch moet gaan, lieve tante Agaath, ga dan in ieder geval pas nadat ik gegaan ben en ja had zij gezeid, dat beloof ik, en toen hadden we gelachen en erop geklonken en van andere dingen gesproken maar evenzogoed is zij toch gegaan en het voelt alsof ik nu pas echt wees geworden ben dan

en op een avond deze zomer viel ik van de trap heronder, helemaal van boven naar helemaal beneden en ik brak mijn sleutelbeen en met mijn rechterarm gestoken in een mitella ging ik deze zomer, stapte ik deze zomer, liep ik deze zomer doorheen een Spanje dat ofnee laat maar, en later liet ik weg de mitella maar nog altijd wil mijn rechterarm minder goed mee dan mijn linkerarm en soms, in slapeloze nachten, die niet moeilijk zijn want het is deze nachten altijd wat met die rechterarm van mij waardoor ik slecht in slaap kom en als ik slaap nog bizardere en angstaanjagendere dromen droom dan ik altijd al deed, soms dus, in zo een slapeloze nacht, peins ik eraan dat dat nooit meer sal regkom en dat tot in lengte van jaren voort moet met een treurig exkuus voor een rechterarm

en de kinder zijn ouder en ik ben ouder en de aarde is ouder en alles is ouder en alles is anders nu

want tijd weeral later en de aarde die draait gelijk uw oren draaien en altijd voort en alles is hetzelfde nu

want ook in dit kot zit ik koud en bevend onder het groot welnetzogoedmariekevormig tochtgat in mijn leven want ook nu nog zit ik met dat welnetzogoedmariekevormig gat waardoorheen de wind waait en de regen valt en de kou komt en alleen welnetzogoedmarieke past in dat gat en alleen welnetzogoedmarieke kan dichten en kou en wind en regen stoppen maar welnetzogoedmarieke is opgestaan en plaats vergaan en nu zit ik met dat gat daar, nu zit ik al tijden nooit gans en geheel meer tochtvrij

en ook in dit kot zie ik de mensen in de straten, en de huizen in de straten, en ook in die huizen huizen mensen

en ook in dit kot blijven de oren drajen waardoor ik iets niet alle dagen hetzelfde hoor

en ook in dit kot is er mjoeziek

stilte

mjoeziek

ook in dit kot blijft er, gelukkig, mjoeziek doorheen de deur komen. dat komt zomaar door de deur. daar moet je niks voor doen

snowstar bijvoorbeeld

niet gedacht dat ik daar ooit nog van horen zou

maar ik hoor

Remy van Kesteren bijvoorbeeld. Ja. Dat was nu eens zo’n soort seedee. Dat soort seedee. Ne mens met ne harp. Hoe heette die seedee ookalweer?, en waar hoorde ik die ookalweer voor het eerst?, dat moet nog in het vorige, in het eigenlijk-veel-betere kot geweest zijn, iets met een rode schildpad, dat kwam zomaar doorheen mijn deur, daar moest ik niks voor doen, en ik hoorde dat, die man, die harp, die rode schildpad, en ik vond dat mooi, ik vond dat heel erg mooi, ik vond dat om te jubelen zo mooi en dus jubelde ik, ik jubelde hier, of elders, dat weet ik niet meer maar ik jubelde. En dan staan die woorden daar, te lezen voor iedereen met een scherm tot zijn of haar beschikking, en ik, des anderendaags nog eens naar die rode schildpad luisterend vond er niks jubelenswaardig meer aan. Dat is nu eens zo’n seedee die ik daarna nooit meer drajen dierf. Want ik kon het nog aan de woorden wijten, ik kon nog denken dat het kwam omdat ik er woorden aan gegeven had, ik had woorden gegeven aan wat mijn oren gehoord hadden en die oren kunnen daar niks aan doen, die krijgen die woorden maar opgedrongen en die kunnen uit nijd drajen, de volgende dag. En ik dacht dat liever dan iets anders en dus luisterde ik nooit meer naar een rode schildpad, niet van verre en niet nabij.

Remy van Kesteren Muses

En nu andermaal komt Remy van Kesteren doorheen mijn brievenbus en dit keer jubelt hij, of liever: hij laat zijn harp zijn muzen bejubelen.

Andermaal kwam Remy van Kesteren doorheen mijn brievenbus en alleen mijn dochter en ik waren thuis. En we wisten niet wat we moesten denken van een man in een rood pak een man in een groen pak met een draagbare harp. Op een heuvel. Mijn dochter, mijn moje lieve grappige wijze achtjarige dochter lachte er een beetje om, en ik wist niet wat te denken want het waren nu nog alleen mijn ogen om te horen en mijn ogen zijn het nog vaker met mijn oren oneens dan mijn oren met zichzelf.

Ik wist niet wat te denken en dus dacht ik maar niets.

Andermaal komt Remy van Kesteren doorheen mijn brievenbus en het is zijn harp die zijn muzen hier bejubelt, en welk zijn dan zijn muzen? Radiohead en Thom Yorke solo en Aphex Twin en Bon Iver en Kendrick Lamar en Satie en Muse en John Hopkins en Sibelius zijn het die hier worden getransponeerd naar de harp.

En er zijn betere, en er zijn mindere muzen.

En John Hopkins ken ik niet.

Tenzij dat Lightnin’ Hopkins is. Maar die heette toch Sam?

Het is middag, en eigenlijk veel te laat als ik Muses een eerste voorzichtige draai geven durf. En het is niet slecht, mijn oren vinden het voorwaar niet slecht wat ze daar horen, maar het is maar kort, de eerste vier liedjes en dan moet ik de kinderen al van school gaan halen.

Het is een andere dag, en ochtend, als ik Muses voor de twede keer in mijn speler steek, al even voorzichtig. Een ochtend met koffie en zon en daar is hij dan: de volledige seedee.

En het is mooi. De klanken vlechten zich in het licht dat doorheen mijn ramen valt en het is mooi.

Misschien schurkt het af en toe een beetje tegen edelkitsch, ik zal de laatste zijn om dat te verhelen.
Misschien kabbelt het hier en daar een beetje naar Gemakkelijk Luisteren maar daar moet niet perse iets mis mee zijn, wat is dat het met dat luisteren dat dat niet af en toe een beetje gemakkelijk zou mogen zijn want al te vaak luistert het al moeilijk genoeg, hee.

De klanken en het licht vervlochten en op slag smaakt mijn koffie vier of vijf strepen beter.

Misschien scheelt het dat ik de orzjienelen niet ken, behalve dan van Satie natuurlijk, de derde gnossienne, die kent iedereen. Mijn vader en mijn moeder waren groot Satieliefhebbers en die derde gnossienne zendt altijd nog rillingen over mijn rug, een huiveringwekkend mooi stuk, ook in deze vertolking of misschien zelfs meer nog.

De harp prevelt. De harp spreekt. De harp zingt. Tot de harp zwijgt, de seedee is gedaan, mijn koffie is op, de kinderen moeten nog lang niet gehaald en voila nogmaals dan, Muses.

En dan de broeder. O. De broeder. De broeder is de broeder, zijn wij niet de broeders hoeder.

broeder Dieleman. Zijn vorige vond ik wat minder. En deze is –

De broeder is de broeder. De broeder is klein alchemie, de broeder is het zout der aarde, de broeder is klei, de broeder is modder, de broeder is de regen die valt, de broeder is het water dat stroomt, de broeder is Zeelandser dan Zeeland zelve.

Broeder Dieleman Oh mijn ziel

De dagen van weleer mogen de dagen van weleer zijn: het kippenvel raast bij Oh mijn ziel niet over gans mijn lichaam zoals het bij alles tot en met Komma wel deed (en ik hoor u spreken over gewenning maar dan weer: niet lang voordat nee eigenlijk toevalligerwijze zeer kort voordat men mij vroeg of men mij Oh mijn ziel mocht doen toekomen, had ik alles tot en met Komma weer eens op de steerjoo voorbij laten trekken en wat denk je? Kippenvel, grondnagelende verstilling, ademloosheid, keelsnoering – weer. Iedere keer weer).

Deze broeder is een solide broeder. Moje, troostrijke, rustgevende folk. Baby Dee speelt een nootje mee (op accordeon, op vleugel, op zang). Baby Dee. Niet de minste, niet de meeste. Baby Dee. Een boek van liedjes voor Annemarie. Was dat ook niet harp trouwens? Baby Dee. Heb je haar ooit achter de piano zien zitten? Fascinatie, bewondering en onversneden angst zullen uw deel zijn. Baby Dee. Met die uit alles herkenbare stem, zo vet aangezet, zo tejatraal, zo operatesk, het perfekte kontragewicht voor Dielemans nuchtere praatzang.

Oh mijn ziel. Muses. Twee seedees. En alles is bij het oude. Muziek omhelst nog. Muziek vervlecht zich nog met het licht. Muziek blijft nog drijven in je koffie. Muziek troost nog. Nog muziek. Altijd nog.

Bijpassende informatie

Jack Poels Blauwe Vear LP

Jack Poels Blauwe Vear LP en CD recensie en informatie. Op deze pagina kun je de recensie lezen van de nieuwe LP van Jack Poels – Blauwe Vear, geschreven door Tim Donker.

Jack Poels Blauwe Vear LP en CD recensie en informatie

Recensie van: Tim Donker

Bestel maar, zeiden ze.
Bestel maar bestel maar bestel maar, zeiden ze.
Ze zeiden dat we moesten bestellen, dachten we.
En wij, we zaten aan. Gnuifden. Voorlopig bestelden we niks niemendal.

Mag ik iets lulligs zeggen, Jack? In geen honderd jaar zou ik een plaatje van je hebben gekocht. Want Jack Poels, was dat niet die gast van Rowwen Hèze? En Rowwen Hèze, dat was toch zoon platvloers carnavalsbandje uit – god betere het – Limburg? Boeren vermaaksmuziek. Daar hield de zereneuze mjoeziekliefhebber zich niet mee op. Goed voor de feesttent misschien, want de feesttent meed je toch al als de pest. Maar wanneer in uw kot het middernachtelijk uur reeds geslagen had, en ge de lichten flink dimmen ging, want hee, eindelijk alleen, koost ge uw mjoeziek toch liever in subtielere sferen.

Maar mijn moeder, Jack. Die hield wel van de muziek van Rowwen Hèze. Daar werd bij ons thuis dan ook een beetje om geschamperd. Daar lachten we mee. Daar keken we moeder een beetje meewarig om aan. Dan zeiden we, dan spraken we Gaat het wel goed moeder? Moeten we niet de dokteur bellen, moeder? Mogelijkerwijs moet ge subiet uw hoofd laten examineren, moeder. Dan lachten wij luid, want wij waren een vrolijke Frans. Ons kinderen en ons pa erbij.

(dat ik tijdens mijn puberjaren nog beschamend lang in de ban was geweest van Normaal werd dan zorgvuldig verzwegen. maar moest het in de algehele hilariteit toch door een vermetele te berde worden gebracht dan stokte mijn lach en verstrakte mijn gelaat. dan mompelde ik dingen als. jeugdzonde, mompelde ik dan. of dat Normaal een instituut was, en niet zonder invloed op de popmjoeziek in neerland. dat ze de dialectrock hadden uitgevonden. en dat die Jolink tenminste nog op de kunstacademie had gezeten. zulke dingen mompelde ik dan. mompelde ik dan allemaal)

Komt gij me daar af, Jack, met uw solodebuut. Op Snowstar dan nog. En alles op Snowstar, dat krijgt bij mij minimaal één aandachtige luisterbeurt. Want alles op Snowstar neem ik ernstig. Het krijgt me niet alles in jubelstemming hoor, wat die Muyres altemaal de wereld in slingert. En tussen die vijf platen die je schijnt te mogen meenemen als je naar een onbewoond eiland verbannen wordt zal in mijn geval hoogstwaarschijnlijk niks van Snowstar zitten. Sterker nog: pas als ze op hun onbewoond eiland hun stomme regeltjes zodanig versoepelen dat je twintig, vijftig of honderd platen mag meenemen, worden de kansen reëel dat ik ook naar Snowstar-platen grijpen zal. Maar er is dan ook wereldwijd en sedert altijd of langer nog zoveel prachtige mjoeziek uitgebracht waarvan ik nooit scheiden wil dat het beter is, Jack, dat ik nooit naar dat onbewoond eiland zal hoeven gaan.

Maar dus, Jack. Komt er iets van Snowstar doorheen die brievenbus van mij, dan ben ik een en al aandacht. Dan moogt ge honderd keer Jack Poels van dat carnavaleske rotbandje Rowwen Hèze zijn; Blauwe Vear werd uitgebracht door Snowstar dus al mijn reserves gingen overboord. Dat gaat dan zonder morren de seedeespeler in. Dat moet nu ruim een jaar geleden zijn. Februari 2020. Denk ik. Jack. Dat het was. Dat ik hem vond. Op mijn mat. Blauwe Vear. Het was de tijd van vóór. Gans de wereld was nog geen fascistoïde politiestaat of misschien ook wel maar het viel minder op. Nog maar weinigen hadden gehoord van het woordje sluitneder en Maffe Mark was een irritante grinnikende idioot en geen dictatoriale sociopaat. De dagen waren al merkbaar aan het lengen en dat vond ik fijn. In weerwil van mijn achternaam hou ik niet van vroeg donker. Met laat licht heb ik niet zo heel veel moeite, Jack, maar vroeg donker deprimeert me. Die middag was er licht, meer licht, mooi licht, goed licht. En het was een sterk licht, Jack, een beloftevol licht, een licht dat zegenvieren zou tot zeker na zessen, hell, het misschien wel volhouden ging tot ten stonde zeven. Dat alles zei het licht reeds toen wij – mijn kinderen en ik – huiswaarts fietsten met de zon op onze rug. We spraken. We lachten. We fietsten. Alles was goed. Thuis, zo zouden we zien, lag Blauwe Vear op ons te wachten onder de brievenbus. Een paar uur later zat hij al in de speler.

Dat doe ik eigenlijk nooit, Jack. Stuurt iemand me een gevulde envelop: een boek, een cd – ik laat die envelop liggen op de secretaire. Voor later. Voor een avond, snel. Presiezer gezegd: een avond dat ik het een beetje later kan maken want meeste dagen wil ik er nog wel eens vroeg in liggen. Volgende morgen om zeven uur presies moet ik er weer uit ommers, dan moet ik lunchtrommeltjes maken en fruitbakjes, en ontbijtjes, en de kinderen helpen aankleden, en dan moet ik ze naar school brengen, en dan gaat alles weer vanvorenafaan loos en dat kost me soms menig wat kruim, Jack. En het moet laat zijn voor zulke enveloppen, het moet stil zijn voor zulke enveloppen, het moet nacht zijn voor zulke enveloppen en er moet drank zijn voor zulke enveloppen. Voor zulke enveloppen moet het onderste verdiep van mij zijn, Jack, en van mij alleen.

Dan zet ik me. Met roodwijn. Of wit. Of whisky, port, of zwaar bier. Het moet goed zijn in het glas. Iets schoons op de steerjoo ook het liefst. Dan zet ik me, met wat er in de jongste dagen zoal is binnen gekomen aan goedgevulde enveloppen wat meestal niks is natuurlijk maar als het er één is, is het mooi en twee of drie nog beter zelfs. Ik maak zulke enveloppen voorzichtig open, Jack, welhaast liefdevol zoudt ge misschien zeggen als ge me zo bezig zaagt. Ik haal de cd eruit en bekijk hem aan alle kanten. Ik neem liedtitels in me op. Instrumentarium. Foto’s. Cd-boekje. Lettertype. Als aangegeven: speelduur van de liedjes. Of dingen als danklijst, de dikte van het papier van het cd-boekje, de kleur van de cd, de kledij van de muzikanten (enige reserves bij gasten die zich laten fotograferen met een hoed op hun kop zijn altijd op hun plaats)(een verwijzing naar Normaal is ook nu ongepast, Jack).

Het luisteren van de cd is nog niet voor die nacht, Jack. Ook niet voor de volgende. Zelfs niet voor de daarop volgende. Een cd moet even liggen. Op kamertemperatuur komen. Liggen. Daar. Op de secretaire. Tussen mijn kladjes, aantekeningen, papieren, post, vodjes, boeken, literaire tijdschriften, kindertekeningen, bio’s, éénvellen. Liggen. Daar. Nog vele malen moet de cd opgepakt en bekeken worden. Er heimelijk een beetje aan ruiken misschien. Ik moet vertrouwd zijn met een cd, Jack, vooraleer ik hem klinken laat. Met boeken is dat heeltemaal anders, Jack, daar begin ik meestal dezelfde avond nog in. Misschien omdat een boek zich van nature sowieso al trager ontraadselen laat.

(want daar zit ‘m de kneep. eenmaal gehoord is een cd wat hij is. en al is het de allermooiste cd die ik ooit gehoord heb, het is toch altijd een lichte ontgoocheling te weten dat hij nu geen raadsels meer overlaat. dat de klanken niet langer louter in mijn hoofd bestaan. in je hoofd lijkt alles altijd veel eindelozer te zijn dan daarbuiten)

Doch met Blauwe Vear ging het anders, dus. Ik weet niet waarom. Ik was onbekommerd die dag. Ik was zo onbekommerd, Jack. Ik was veel te onbekommerd om te letten op riten, gewoontetjes en (zelfopgelegde) voorschriften. Aan die dingen had ik maling die dag, en ook wel lak, en zelfs een beetje schijt. Zo onbekommerd was ik omdat de dagen al zichtbaar aan het lengen waren. Omdat we lol hadden, mijn prachtige kinderen en ik. Omdat de schooldag al gedaan was maar de koffie nog warm. Dus scheurde ik hem open, die envelop. En nog dezelfde dag maakten de kamer, de stoelen, mijn kinderen en ik kennis met Blauwe Vear.

Ik ga je vertellen hoe dat ging, Jack. Ik wil je vertellen hoe dat ging. Blauwe Vear was al enkele uren uit de envelop. Het was nog licht. Alles was fijn. Mijn toen nog vierjarige dochter maakte een tekening; mijn toen nog zesjarige zoon en ik – we deden zeeslag. In die dagen vonden we het leuk om daarbij zo ver mogelijk uit elkaar te zitten. Dat was begonnen als grapje omdat we bij elke raak elkaar hadden zitten verwijten dat de ander onze opstelling kon zien. Zogenaamd verontwaardigd schuifelden we steeds wat verder uit elkaar. Totdat we besloten dat het grappig was, supergrappig, als ik in de keuken zat met mijn rug tegen de keukenkastjes en mijn zoon in de huiskamer met zijn rug tegen de tuindeur. Al enkele dagen speelden we op die manier zeeslag, terwijl we overdreven had de coördinaten naar elkaar schreeuwden. C4!!! H7!!! D3!!! En gesproken van de keuken, eigenlijk had ik op dat uur al moeten koken. Want zo hoort dat dan. Vijf uur koken, zes uur eten, zeven uur dochter naar bed, voorlezen & liedjes zingen, acht uur zoon naar bed, voorlezen & liedjes zingen (ik kan eigenlijk helemaal niet zingen, Jack, maar ik zong ze in slaap van toen ze nog een beebie waren en immer nog kunnen ze niet slapen zonder dat ik wat liedjes voor ze gezongen heb met die rare bromstem van mij). Zo horen de dingen maar die dag hoefden de dingen niet te horen. Het was nog licht, we deden nog een spelletje, alles was fijn, deze dag mocht het best een uurtje later allemaal – waarom niet. En waarom dan ook niet muziek, waarom niet Blauwe Vear.

Dat was hoe het was, Jack. Het was nog licht, alles was fijn, er was een kamer, een spel, een tekening en muziek. Jouw muziek. Blauwe Vear. De plaat zonk zo prachtig onze sfeer in, Jack. Alsof geen plaat onze dag en onze sfeer beter aanvoelde dan Blauwe Vear. Het was het moment van gewoon alles heel fijn en Blauwe Vear is gewoon een hele fijne plaat.

“Gewoon een hele fijne plaat” is anders wel wat magertjes misschien. Je wilt je platen liever toch een eindje voorbij gewoon heel fijn. Of jij misschien niet. Maar ik wel. Ik wil die platen die moeten, die per se mee moeten naar dat onbewoonde eiland. Ik wil platen die me naar buiten doen stormen om de eerste die ik zie aan zijn haren van zijn fiets te sleuren, mijn kot in. Voor de steerjoo zetten diene mens, het volume nog wat hoger drajen en luister! zeggen, luister dan toch! zeggen. Omdat ik feitelijk veel te schuchter ben om volmaakte vreemden mijn kot in te sleuren ben ik maar platenbespreker geworden. Maar het doel is hetzelfde: luister! zeggen, luister dan toch! willen zeggen.

Die eerste luisterbeurt die Blauwe Vear kreeg was natuurlijk niet de meest aandachtige, en daarin school nog een beetje hoop. Die keer dan niet, maar soms doe ik het wel eens opzettelijk Jack. Als ik in de eerste minuten al begin te vrezen dat de plaat me niet gaat brengen wat ik ervan hoopte (dat het niet het soort plaat gaat zijn dat me vreemden van hun fiets doet willen sleuren om luister! te zeggen), ga ik mijn aandacht verdelen. Dan ga ik mijn ouwe tante bellen, die nogal eens lang van stof kan zijn. Ga ik in de gang het oud papier op kleur sorteren. Blijf ik overdreven lang met de pakketbezorger ouwenelen (al een geluk dat mijn vrouw zo achterlijk veel bestelt). Zodat ik nog even, een paar dagen, enkele weken misschien wel, kan blijven denken dat de teleurstellende ervaring te wijten was aan mijn gebrekkige aandacht voor de plaat en dat ik nieuwe lagen, ontroering, schoonheid zal aanboren als ik er echt gekonsentreerd naar luister. Meestal is die hoop ijdel, Jack, zoals hoop tout court vaak ijdel is. Ook Blauwe Vear bracht geen verrassingen toen ik er enkele dagen later zwijgend, stilzittend en met koptelefoon naar luisterde. Het bleef “gewoon een fijne plaat” (ja zelfs dat “hele” was weg nu). Geen erg misschien. Het volstond. En ik kon er best een bespreking uit puren docht mij. Een fijne plaat aan het eind van een fijne dag. De winter die zich langzaamaan gewonnen aan het geven was. Mijn kinderen. Het licht. De dingen die wel een uurtje later mochten. Zo ging ik dat beschrijven gaan, Jack. En zeggen dat het soms niet meer moet zijn dan dat.

Maar toen werd iedereen gek. Maffe Mark denderde uit naam van een virus dat voor nog geen prosent van de hele bevolking echt gevaarlijk was als een olifant in een porseleinkast overheen de basisrechten van allen. Velen leken te denken dat we in oorlog waren. Het denken werd afgeschaft. Fascisme. Dictatuur. Politiestaat. Kon ik onder die omstandigheden wel gaan schrijven gaan over een fijne plaat aan het eind van een fijne dag? Nu, nu niks meer fijn was? Of moest ik de barrikaden op? De mensheid schoppen tot ze een geweten kreeg? Mijn eigen kleine oorlog uitschreeuwen? Maar dat dan over uw rug? Over de rug van uw plaat? Of de rug van gelijk welke plaat of welk boek daar nog op de secretaire te bespreken lag te liggen. Mocht dat wel? Kon dat wel? Ik wist het niet en bezijden ik kon er niet eens over nadenken. Maffe Mark had mijn kinderen het schoolgaan verboden. Ik kwam aan schrijven noch denken toe. Ik zat aan tafel bij mijn kinderen. De chromeboekjes open. Ik was (kleuter)meester nu, en weinig anders kon daar nog bij.

Later werd het later. Een andere maand, licht op volle glorie, de dagen al bijna zo lang als ze maar zijn kunnen. Een nieuwe Dieleman kwam doorheen mijn bus. Ah! De broeder! Altijd goed voor ontroering en pracht, en een onverhoedse vlaag van kippenvel soms. Maar net deze bleef wat achter, toch. De Liefde Is De Eerste Wet raakte me niet zo diep als eerder werk van hem gedaan had. Klonk al bijna routineus, gemaniëreerd haast zelfs. Het was, ge raadt het misschien reeds Jack, gewoon een fijne plaat (maar dat is zwaar beneden het kunnen van de broeder). Weeral geen vreemden mijn kot in gesleurd vandaag.

Jack Poels Blauwe Vear LP Recensie

Maar toch. Die broeder, daar in dat Zeeland van hem. En jij in je Limburg. En de provincie die daar precies tussenin ligt, Jack, is de provincie waar ik geboren en getogen ben. Daar dacht ik wel wat mee te kunnen. Fijne platen en drie provincies. Het resulteerde in wat kladjes. Losse gedachten. Halve verhalen. Daar zou wel wat van groeien, dacht ik. Mijn kinderen mochten zowaar weer naar school van Maffe Mark, en ik kon me af en toe schrijvend zetten. Niettemin zette weeral iets een streep door die rekening. Ik weet niet eens meer wat het dit keer was. Het leven zelve misschien. Je weet wel: dat wat je overkomt terwijl je druk bezig bent andere plannen te maken. Dat leven houdt er wel van strepen door rekeningen te zetten. In ieder geval was het andermaal opeens maanden later. Er waren andere platen op mijn pad gekomen, andere boeken, andere dingen om over na te denken en over te schrijven. De kladjes over Blauwe Vear en De Liefde Is De Eerste Wet waren bedolven geraakt onder andere kladjes, en de seedeekes zelve ook. Toen ik het alles terugvond besloot ik dat het maar beter was om er nogmaals het zwijgen toe te doen. Maar het zwijgen was niet zonder schaamte dit keer.

Ze zeggen dat driemaal scheepsrecht is, Jack. Geen idee wat dat betekent trouwens. Jij? Maar laat mijn derde poging iets over je muziek te zeggen dan gaan over je twede plaat. Laat ik ten spreken aanvangen en zeggen dat er opnieuw niet zoveel te zeggen valt. Iemand zei iets. II was al in mijn huis (ik had er nog niet naar geluisterd), en iemand zei iets. Ik mompelde tegen die iemand iets als en oja die Poels heeft ook weer een nieuwe plaat gemaakt. En die ander zei dat hij die eerste gewoon een fijne plaat had gevonden, zo zei hij dat geloof ik exact of anders heeft mijn brein dat er achteraf van gemaakt. Maar met grotere bedoelingen dan dat is de plaat waarschijnlijk ook niet gemaakt, zei mijn gesprekspartner ook nog. Die laatste uitspraak hield me bezig, Jack. Ineens was het weer 1992.

Het was 1992 toen er een Amerikaan in mijn huis zat en ik meer van Iris hield dan ik ooit van iemand had gedaan. Het was 1992 toen een Amerikaan in mijn huis zijn mond opentrok en sprak. Hij zei dat hij verzot was country. Want dat was zo down to earth zei hij met een brede grijns op zijn bakkes. Neer tot aarde, dat moet het hoogst haalbare zijn voor iemand uit Kentucky, dacht ik toen. Ik zag hem reeds zitten, op zijn knieën op een modderig karrenspoor. Met allebei je poten op de vloer gewoon muziek maken. Ja. Eventueel hoef je niet eens die stetson van je hoofd te halen.

Gewoon muziek maken – dat is misschien ook wel wat BJ Baartmans en gij zochten te doen. Toen gijlie Blauwe Vear maakten en later weer bij II. Gewoon muziek, zonder de illuzie -of zelfs maar de ambisie- dat de platen de wereld tot stilstand gingen brengen. Omdat dat is wat americana is. Americana snoert geen kelen. Americana stolt niet het bloed in d’aderen. Americana zet geen kippenvel overheen heel uw huiverend lijf. Americana nagelt u niet aan vloer, of sofa, of bed, of waar gij dan ook uw mjoeziek pleegt te luisteren. De sublieme ervaring wacht u op één twee voet of hoger. Niet in de modder. Nog nooit heb ik een vreemdeling aan zijn haren mijn kot in hoeven slepen om een americanaplaat. Daarvoor is americana teveel… americana. Het is best een strak zjanrûh, vind je niet Jack? (en ik zit hier achter mijn laptop en denk na over een beter woord dan “strak”. ik denk aan behoudend, bedaard, bedeesd. gewoon. fijn. neer tot aarde). Een zjanrûh toch waarvan buiten de lijntjes kleuren niet het eerste streven is. Ik had u zoiets kunnen zeggen, Jack. Ga overheen de lijntjes, Jack, had ik kunnen zeggen. Als ik het soort mens was geweest dat graag met adviezen afkomt. Giet eens een straffe hoeveelheid whisky achter uw knoopsgat, Jack, zou ik dan zeggen, want uw stem mag best een onsje gruiziger. Zoek het wat meer buiten de snaarinstrumenten. Voeg een gestopte trompet toe aan het arsenaal. Of een melodica. Och, dat vind ik toch zo’n schoon instrument. Misschien wel het mooiste instrument dat bestaat. Laat uw liedjes uitwajeren, meanderen, duren. Minimalizeer. Snij tot er louter been overblijft. Had ik kunnen zeggen. Als ik het soort mens was dat graag met adviezen afkomt. Maar dat soort mens ben ik niet, Jack, en bezijden: ge hebt met II toch weeral gewoon een hele fijne plaat gemaakt? Een tandje fijner zelfs nog wel dan Blauwe Vear; hier of daar een flard of introotje of lijntje werkte bijna verstillend dit keer.

Ach weet je wat het is, Jack? Ik ben misschien wel teveel luisteraar voor americana. Me dunkt: het is een zjanrûh waarnaar je eigenlijk niet moet luisteren. Maar dat klinkt lelijker dan ik bedoel. Er zijn platen waarnaar je alleen maar onbeweeglijk naar kunt luisteren, en er zijn platen die mojer worden als je er iets bij doet en ik denk dat americana-platen het laatste soort platen zijn. De plaat moet de omlijsting van uw bezigheid zijn, ge moet iets doen. Een potje zeeslag met je zoon, bijvoorbeeld. Of u een goeje stoofpot bereiden. De ramen lappen. Ofnee, het moet wel leuk blijven. Misschien van zodra het weer het toelaat: de tuindeuren openzetten. En dat er een maat was en dat gijlie in de tuin gezeten waren, een weinig plauderend, een weinig denkend, een weinig in het blauwe heenin kijkend. Het zou het soort maat moeten zijn waarmee je ook goed zwijgen kunt en die, als hij iets zegt voor het zelfde geld (of een paar stuivers meer) ook iets heel absurdistisch zou kunnen zeggen. Dat soort maat. Ik nie weet nie, ik heb zulke maten nie. Hell, ik ken überhaupt niemand. Ooit had ik zulke maten wel en sommige nee de meesten ervan waren vrouw. Maar hoe gaan die dingen. Met de ene krijg je ruzie, de andere gaat weg, de volgende verlies je uit het oog en nummer vier spreek je alleen nog maar via dat van de gele hond gescheten whatsapp (& al een tijdje sluit je je berichten niet meer af met “We moeten elkaar gauw weer eens zien, Iris!”).

Maar weet je, Jack? Platen als Blauwe Vear & II nog een beetje meer, doen me wensen dat er zulke maten waren in mijn armzalig bestaan. Maten die altijd zomaar ineens op de stoep staan & nooit op afspraak & f’domme altijd als ze er staan komt het je net uit. Ze komen binnen, ze volgen u door de woonkamer naar de tuin. Er is drank, er zijn stoelen. Er is een heel klein tafeltje tussenin, net groot genoeg voor twee glazen. Er zijn trage, zoekende, zwalpende gesprekken. Er is muziek. Het is Blauwe Vear misschien, waarschijnlijker nog is het II. Er is een proost. Op het licht, het leven, de liefde, de muziek. Heel even kan de gedachte bestaan dat alles goed is. En je weet het, Jack. Beater wuurd ’t noeit.

Blauwe Vear

  • Zanger: Jack Poels (Nederland)
  • Label: Snowstar Records
  • Verschenen: 27 maart 2021
  • Drager: CD / LP 
  • Recensie van Tim Donker

Traklist van Blauwe Vear

  1. In de achtertuin
  2. Kermis in de hel
  3. Elf oaver elf
  4. Verder, verder
  5. Zwoar & breakbaar
  6. Chaufeur
  7. Als ’n kiend
  8. Van leave gadde doed
  9. Blauwe vear
  10. Op en neer
  11. Kersebloesem
  12. Later

Bijpassende muziek en informatie