Tag archieven: Recensie

Broeder Dieleman Oh mijn ziel en Remy van Kesteren Muses recensie

Op deze pagina kun je de tim Donker recensie van de albums van Broeder Dieleman Oh mijn ziel en Remy van Kesteren Muses lezen. Beide albums zijn uitgebracht door Snowstar.

Broeder Dieleman Oh mijn ziel en Remy van Kesteren Muses recensie

en tijd weeral later

en tijd weeral later, en de aarde die draait gelijk uw oren, en altijd voort, en alles is anders nu

want ik woon niet eens meer in hetzelfde kot, ik ging weg uit het andere en eigenlijk-veel-betere kot, en verder ging ik, zij het nu ook weer niet zo heel veel verder, het is maar aan de andere kant van het dorp, aan de eigenlijk-veel-mindere kant van hetzelfde dorp dat ik woon nu maar evengoed is het een elders wonen, een elders zijn, in een kot dat elders is

en ook zij ging henen, mijn lieve tante Agaath, de laatste der broers en zussen langs moeders zijde, al vanaf ik een piepklein kinderken waart was zij mijn lievelingstante, mijn twede moeder, mijn lieve tante Agaath, die toch nooit sterven zou, want dat had ze beloofd, ik had haar er nog zo om gevraagd, daags na de begrafenis van mijn moeder vroeg ik Gij gaat toch nooit henen gaan lieve tante Agaath en nee had zij gezeid, ik ga nooit henen had zij gezeid, Gij gaat toch eeuwig leven lieve tante Agaath had ik gevraagd en ja had zij gezeid, ik ga eeuwig leven, en Als gij toch moet gaan, lieve tante Agaath, ga dan in ieder geval pas nadat ik gegaan ben en ja had zij gezeid, dat beloof ik, en toen hadden we gelachen en erop geklonken en van andere dingen gesproken maar evenzogoed is zij toch gegaan en het voelt alsof ik nu pas echt wees geworden ben dan

en op een avond deze zomer viel ik van de trap heronder, helemaal van boven naar helemaal beneden en ik brak mijn sleutelbeen en met mijn rechterarm gestoken in een mitella ging ik deze zomer, stapte ik deze zomer, liep ik deze zomer doorheen een Spanje dat ofnee laat maar, en later liet ik weg de mitella maar nog altijd wil mijn rechterarm minder goed mee dan mijn linkerarm en soms, in slapeloze nachten, die niet moeilijk zijn want het is deze nachten altijd wat met die rechterarm van mij waardoor ik slecht in slaap kom en als ik slaap nog bizardere en angstaanjagendere dromen droom dan ik altijd al deed, soms dus, in zo een slapeloze nacht, peins ik eraan dat dat nooit meer sal regkom en dat tot in lengte van jaren voort moet met een treurig exkuus voor een rechterarm

en de kinder zijn ouder en ik ben ouder en de aarde is ouder en alles is ouder en alles is anders nu

want tijd weeral later en de aarde die draait gelijk uw oren draaien en altijd voort en alles is hetzelfde nu

want ook in dit kot zit ik koud en bevend onder het groot welnetzogoedmariekevormig tochtgat in mijn leven want ook nu nog zit ik met dat welnetzogoedmariekevormig gat waardoorheen de wind waait en de regen valt en de kou komt en alleen welnetzogoedmarieke past in dat gat en alleen welnetzogoedmarieke kan dichten en kou en wind en regen stoppen maar welnetzogoedmarieke is opgestaan en plaats vergaan en nu zit ik met dat gat daar, nu zit ik al tijden nooit gans en geheel meer tochtvrij

en ook in dit kot zie ik de mensen in de straten, en de huizen in de straten, en ook in die huizen huizen mensen

en ook in dit kot blijven de oren drajen waardoor ik iets niet alle dagen hetzelfde hoor

en ook in dit kot is er mjoeziek

stilte

mjoeziek

ook in dit kot blijft er, gelukkig, mjoeziek doorheen de deur komen. dat komt zomaar door de deur. daar moet je niks voor doen

snowstar bijvoorbeeld

niet gedacht dat ik daar ooit nog van horen zou

maar ik hoor

Remy van Kesteren bijvoorbeeld. Ja. Dat was nu eens zo’n soort seedee. Dat soort seedee. Ne mens met ne harp. Hoe heette die seedee ookalweer?, en waar hoorde ik die ookalweer voor het eerst?, dat moet nog in het vorige, in het eigenlijk-veel-betere kot geweest zijn, iets met een rode schildpad, dat kwam zomaar doorheen mijn deur, daar moest ik niks voor doen, en ik hoorde dat, die man, die harp, die rode schildpad, en ik vond dat mooi, ik vond dat heel erg mooi, ik vond dat om te jubelen zo mooi en dus jubelde ik, ik jubelde hier, of elders, dat weet ik niet meer maar ik jubelde. En dan staan die woorden daar, te lezen voor iedereen met een scherm tot zijn of haar beschikking, en ik, des anderendaags nog eens naar die rode schildpad luisterend vond er niks jubelenswaardig meer aan. Dat is nu eens zo’n seedee die ik daarna nooit meer drajen dierf. Want ik kon het nog aan de woorden wijten, ik kon nog denken dat het kwam omdat ik er woorden aan gegeven had, ik had woorden gegeven aan wat mijn oren gehoord hadden en die oren kunnen daar niks aan doen, die krijgen die woorden maar opgedrongen en die kunnen uit nijd drajen, de volgende dag. En ik dacht dat liever dan iets anders en dus luisterde ik nooit meer naar een rode schildpad, niet van verre en niet nabij.

Remy van Kesteren Muses

En nu andermaal komt Remy van Kesteren doorheen mijn brievenbus en dit keer jubelt hij, of liever: hij laat zijn harp zijn muzen bejubelen.

Andermaal kwam Remy van Kesteren doorheen mijn brievenbus en alleen mijn dochter en ik waren thuis. En we wisten niet wat we moesten denken van een man in een rood pak een man in een groen pak met een draagbare harp. Op een heuvel. Mijn dochter, mijn moje lieve grappige wijze achtjarige dochter lachte er een beetje om, en ik wist niet wat te denken want het waren nu nog alleen mijn ogen om te horen en mijn ogen zijn het nog vaker met mijn oren oneens dan mijn oren met zichzelf.

Ik wist niet wat te denken en dus dacht ik maar niets.

Andermaal komt Remy van Kesteren doorheen mijn brievenbus en het is zijn harp die zijn muzen hier bejubelt, en welk zijn dan zijn muzen? Radiohead en Thom Yorke solo en Aphex Twin en Bon Iver en Kendrick Lamar en Satie en Muse en John Hopkins en Sibelius zijn het die hier worden getransponeerd naar de harp.

En er zijn betere, en er zijn mindere muzen.

En John Hopkins ken ik niet.

Tenzij dat Lightnin’ Hopkins is. Maar die heette toch Sam?

Het is middag, en eigenlijk veel te laat als ik Muses een eerste voorzichtige draai geven durf. En het is niet slecht, mijn oren vinden het voorwaar niet slecht wat ze daar horen, maar het is maar kort, de eerste vier liedjes en dan moet ik de kinderen al van school gaan halen.

Het is een andere dag, en ochtend, als ik Muses voor de twede keer in mijn speler steek, al even voorzichtig. Een ochtend met koffie en zon en daar is hij dan: de volledige seedee.

En het is mooi. De klanken vlechten zich in het licht dat doorheen mijn ramen valt en het is mooi.

Misschien schurkt het af en toe een beetje tegen edelkitsch, ik zal de laatste zijn om dat te verhelen.
Misschien kabbelt het hier en daar een beetje naar Gemakkelijk Luisteren maar daar moet niet perse iets mis mee zijn, wat is dat het met dat luisteren dat dat niet af en toe een beetje gemakkelijk zou mogen zijn want al te vaak luistert het al moeilijk genoeg, hee.

De klanken en het licht vervlochten en op slag smaakt mijn koffie vier of vijf strepen beter.

Misschien scheelt het dat ik de orzjienelen niet ken, behalve dan van Satie natuurlijk, de derde gnossienne, die kent iedereen. Mijn vader en mijn moeder waren groot Satieliefhebbers en die derde gnossienne zendt altijd nog rillingen over mijn rug, een huiveringwekkend mooi stuk, ook in deze vertolking of misschien zelfs meer nog.

De harp prevelt. De harp spreekt. De harp zingt. Tot de harp zwijgt, de seedee is gedaan, mijn koffie is op, de kinderen moeten nog lang niet gehaald en voila nogmaals dan, Muses.

En dan de broeder. O. De broeder. De broeder is de broeder, zijn wij niet de broeders hoeder.

broeder Dieleman. Zijn vorige vond ik wat minder. En deze is –

De broeder is de broeder. De broeder is klein alchemie, de broeder is het zout der aarde, de broeder is klei, de broeder is modder, de broeder is de regen die valt, de broeder is het water dat stroomt, de broeder is Zeelandser dan Zeeland zelve.

Broeder Dieleman Oh mijn ziel

De dagen van weleer mogen de dagen van weleer zijn: het kippenvel raast bij Oh mijn ziel niet over gans mijn lichaam zoals het bij alles tot en met Komma wel deed (en ik hoor u spreken over gewenning maar dan weer: niet lang voordat nee eigenlijk toevalligerwijze zeer kort voordat men mij vroeg of men mij Oh mijn ziel mocht doen toekomen, had ik alles tot en met Komma weer eens op de steerjoo voorbij laten trekken en wat denk je? Kippenvel, grondnagelende verstilling, ademloosheid, keelsnoering – weer. Iedere keer weer).

Deze broeder is een solide broeder. Moje, troostrijke, rustgevende folk. Baby Dee speelt een nootje mee (op accordeon, op vleugel, op zang). Baby Dee. Niet de minste, niet de meeste. Baby Dee. Een boek van liedjes voor Annemarie. Was dat ook niet harp trouwens? Baby Dee. Heb je haar ooit achter de piano zien zitten? Fascinatie, bewondering en onversneden angst zullen uw deel zijn. Baby Dee. Met die uit alles herkenbare stem, zo vet aangezet, zo tejatraal, zo operatesk, het perfekte kontragewicht voor Dielemans nuchtere praatzang.

Oh mijn ziel. Muses. Twee seedees. En alles is bij het oude. Muziek omhelst nog. Muziek vervlecht zich nog met het licht. Muziek blijft nog drijven in je koffie. Muziek troost nog. Nog muziek. Altijd nog.

Bijpassende informatie

Beachdog recensie nieuwe album

Beachdog recensie nieuwe album door Tim Donker

Beachdog recensie nieuwe album

En dan, op een dag, strandhond.
En dit komt toch niet in een boekje, Cedric?
En dan, op een dag, zon.
En dit gaat toch niet de eeuwigheid in?
En dan, op een dag, Bitch Magnet.
En dan, op een dag, laweit!

Ja, die dag. Het was een maandag geloof ik, en de zon scheen. April. En ik kwam tuis. Ik kwam tuis van boodschappen doen. Ruimde de boodschappen op, deed de vaat. De klok zei tik en ik had zin in laweit. God, wat had ik zin in laweit, en dat was lang geleden: dat ik zoon zin had in laweit, puur laweit, hard laweit, maar geen metal. Bitch Magnet misschien, die seedee lag daar toevallig, bovenop de berg boeken, kladjes, aantekeningen, seedees, kindertekeningen, bio’s en schrijfblokken die mijn secretaire is. Liever iets anders dan Bitch Magnet eigenlijk, maar ja, die seedee lag daar toevallig, toevallig en bovenop en waarom graven als het laweit ook bovenop gevonden kan worden, goed, Bitch Magnet, voor het moment volstond het. De seedee was afgelopen, rapper dan ik vloeren vegen kon, of lunchen kon, of peinzen kon, of neuspulken kon, of raamstaren kon, en wat moest er verder nog gedaan. Voorwaar. Geen zin in een twede Bitch Magnet seedee maar nog altijd zin in laweit en wat verder nog gezongen. Wacht! Beachdog! Die seedee was laatst toch binnen gekomen, ha!, omdat er post is, ha!, Beachdog!, dat moest laweit zijn toch?, ja, “eindelijk weer een nieuwe hárde rockband” hadden ze gezeid, ja, hárde, kompleet met dat streepje op de a, zo hadden ze gezeid, een harde rockband, hoe vaker ik het zeg hoe stommer ik het vind klinken, maar goed, harde rock, daar ging het toch om, Beachdog, ha!, laatst binnen gekomen, ha!, omdat er post is, ha!, en het moje is dat dat de enige orde in mijn wanorde is: nieuwe, nog onbeluisterde seedees leg ik altoos op het seedeekastje rechts van de secretaire dus daar moet ik niet voor graven voor Beachdog moet ik niet graven de strandhond hoeft niet te graven.

(ik herinner me de strandhond. ik zie hem nog duidelijk voor me. hij was groot, en bruin, en een beetje pluizig, maar alle zwerfhonden zijn een beetje pluizig. alle dagen als we naar het strand gingen, kwam hij naast ons liggen, in het zand, in de schaduw van de parasol. mijn vader wilde hem wegjagen maar dat mocht niet van mijn moeder. mijn zus gaf hem een naam. ik ben vergeten welke naam. alle dagen was hij er. hij lag daar gewoon. ging pas weg als wij weggingen. en dan, op een dag, we gingen naar het strand, en de strandhond was er niet meer. we hebben hem nooit meer gezien)

Beachdog, een zelfgetitelde debuutplaat die van hard tot heel hard gaat, zeiden ze, ja, dat moest het dan maar zijn deze dag, een maandag, met zon en koffie en klok, Beachdog, die moest ik maar eens een draai geven.

En dan, een draai.
En dan, een draai.
En dan, een draai.

Dit is emo. God. Dit is emo. Shit. Dit is wel héél erg emo. Met streepjes op de e. Dit keer zijn de streepjes van mijzelf.

Ja dit is emo, dit is heel erg emo, Music Maker had het al gezegd, die moest ik ergens bezorgen, die Music Maker, dat was een andere dag, het was eindelijk droog geworden en ik moest de Music Maker ergens bezorgen en ik dacht ha!, hier woont een muzikant, het huis was in diepe stilte, en ik dacht ha!, het huis van de muzikant baadt in stilte, en dat omslag en ik zie Beachdog en ik dacht ha!, die heb ik laatst nog binnen gekregen, omdat er post is, ha!, en ik zie Beachdog en emo en dan denk ik niet meer in ha!’s dan denk ik in shit, en wolk ineens en alles ineens in strontgetinte schaduwen, ja shit en wolk en schaduw want ik nie hou nie veul van emo nie, zegt het: emo is een genre van rockmuziek dat gekenmerkt wordt door een nadruk op emotionele expressie, maar emotionele expresse mijn aars denk ik dan op mijn beurt, de emotionele expressie van emo expresseert heeltegaar geen emotie, het is alleen maar het theater van emotie, de klaarblijkelijk onveranderelijke idee van emotie, waarom hebben die gasten anders altijd diezelfde zangstijl?, en dan die koppen als ze zingen heb je daar wel eens op gelet?, sjimmie eet wereld, denken dat is alles, jaja, in de nulnuls werd emo een levensstijl en toen was de boot helemaal aan, nee geen emo niet, niet dertig jaar nadat het fout was en twintig nadat het nog fouter werd, geen emo, niet nu, de bio, stefan noemt dat het éénvel, de bio want ik herinner me geen emo van die dag, ergens een dag, het was herfst of nazomer, en moej res, het moje van in medias res, had me liedjes gestuurd van toen er nog niks en niemendal was, nog niet eens een singel, slechts liedjes, twee liedjes, de strandhond was maar juist ontwaakt, die liedjes, ergens een dag, ik was aan het werk die dag, ik stond in het depot die dag, ik luisterde liedjes die dag, op mijn telefoon, een kollega kwam binnen en zei wat luister jij voor kloteherrie?, dat was toch geen emo geweest toen? de bio, waar is de bio, dan toch maar graven, graven in de puinhoop op mijn secretaire, ha!, toch nog een ha! ja want daar is de bio, en de bio spreekt en de bio zegt neo-grunge en hardcore en laat ik ook niet heel veel op hebben met grunge mensen, ik vond grunge altijd nu-metal met pretenties maar dat mocht je in sommige kringen niet zeggen dan werd je in sommige kringen afgeslacht, in sommige kringen en in alle andere kringen stond ik altijd alleen met mijn gedacht, hardcore en wat daarna komt, de post, zegt iemand the police is postpunk want het komt na de punk, hardcore is al wat beter ja, tenminste de hardcore voor zover die verwijst naar rock want mijn portie happy hardcore geef ik met graagte aan sebastiaan, en de bio spreekt en de bio zegt bands als Touché Amoré, weer met streepjes ja en ik kende ze niet maar ik las in de gauwigheid “Tori Amos”, en hoe zou het daarmee gaan, waar is de tijd dat je Tori Amos overal zag, en daar zit ik, grunge en emo staan niet misschien niet heel hoog op mijn meestgehatemuzieksoorten-lijst, reggae, operette, musical en progrock staan veel hoger, maar biezonder laag staan ze ook niet, een draai en een draai en een draai en een draai, nog even, voordat ik de kinderen uit school moet halen, de zon is geel de koffie is zwart en ik ben niet wild van delen van deze plaat, ik ben niet wild van veel van deze plaat, heel vaak hou ik niet biezonder veel van die zang, soms hou ik wel biezonder veel van die zang, in Milk zit een heel erg Yngwie Malmsteen-achtig guitaarsolootje wisten jullie dat?, en dat bedoel ik niet als kompliment maar dan weer: toen ik een jaar of dertien was, was You don’t remember (I’ll never forget) het mooiste liedje dat ik kende, wat heb ik dat vaak keihard en met tranen in mijn ogen meegebruld op mijn slaapkamertje, de vroege keren dat muziek me raakte, dat mjoeziek me echt raakte, en een draai en een draai en een draai en een draai en een draai, het raast wel lekker, dat wel, het raast tegen de ruiten op, het raast hier de kamer vol, en dat was uiteindelijk de bedoeling, en de frustrasies die eruit gezongen worden ja, och, een snuif minder emo in de zang had het bekomen denk ik, ik denk met een snuif minder emo worden de frustrasies al snel herkenbaar als frustrasies, ik denk, denken dat is alles, jaja, Beachdog heeft er ook zo eentje: Fight Evil, Read Books, segt se, dat zijn t-shirts en petten, dat kende ik al van out of print, lees boeken en vecht tegen het kwaad okee goed weet je wat je moet lezen dan?, omdat er geen kwader kwaad is dan dit?, weet je wat je moet lezen?, lees De psychologie van totalitarisme van Mattias Desmet, lees het, vooral jij meneer Zeermidden, Mooireks, Moeirust, lees het en zeg dan nog eens met droge ogen dat het totalitarisme níet is gekomen, weer een streepje, weer van mijzelf, staar het totalitarisme in het vuige gelaat en zeg dat het niet is, dat het hier niet is, zeg me dat het niet zo is, zeg me dat het niet waar is, de wurggreep van de overheden niet in alles is, jaren later zal nog blijken dat we jaren eerder beter hadden moeten weten, en een draai, en noem een liedje naar een t-shirt en welke boeken en welk kwaad, een tekstvel was geen overbodige luukse geweest me peinst maar dat ben ik alleen misschien omdat ik me niet altevaak op die zang wil konsentreren misschien, en een draai en een draai en een draai en een draai en een draai en een draai en een draai en een draai en een draai en een draai en een draai en een draai en een draai en een draai en een draai en een draai en een tijd en gans mijn kamer staat vol laweit en dat was uiteindelijk de bedoeling laweit op de vloer laweit tegen de ramen laweit op de muur laweit op het plafond laweit in de hoeken, zul je straks de buren weer horen, zul je straks sebastiaan weer horen, overal laweit, dit is het laweit van de tijd, dit is het laweit van het bier, dit is het laweit van het zweet, dit is het laweit van frustrasies eruit, dit is het laweit van de zaaltjes, het soort zaaltjes waar ik nooit kom maar dat maakt niet uit want ze zullen me er niet missen, dit is het laweit dit is niet echt mijn soort laweit maar dat maakt niet uit want dit is wel jouw soort laweit, dit is iets teveel emo voor mijn smaak maar dit is net genoeg emo voor jouw smaak, dit trekt misschien niet mij maar dit trekt wel volle zalen, Crawl in Pieces vind ik een mooi liedje (was dit dat liedje dat ik hoorde toen op die dag toen in depot toen), delen van deze debuutplaat vind ik mooi, grote delen van Good Morning vind ik mooi, vooral die orgelsolo van Robin Piso, goeje naam, Robin Piso, als die naam niet bestaan had had hij verzonnen moeten worden, ik vind niet alles mooi van deze plaat maar dat maakt niet uit, er is zon, er is koffie, er is laweit, misschien niet heeltemaal mijn soort laweit maar zeker en vast wel volledig en ganzelijk geheel ’t jouwe.

Beachdog recensie nieuwe album

Beachdog – Beachdog album informatie

  • Band: Beachdog (Nederland)
  • Titel album: Beachdog
  • Drager: CD / Vinyl LP / Download
  • Soort muziek: grunge, rock
  • Datum uitkomen: 29 april 2022

Tracklist van het album Beachdog

1. Swords Up in the Air
2. Dog
3. Milk
4. Interlude A: Gazing
5. The Patient
6. Fight Evil, Read Books
7. Beggar
8. Interlude B: Brick
9. Crawl in Pieces
10. Good Morning ft. Robin Piso

Bijpassende muziek en informatie

Black Country, New Road – Ants From Up There

Black Country New Road Ants From Up There recensie van Tim Donker en informatie over het nieuwe album van de Engelse band.

Black Country, New Road – Ants From Up There Recensie van Tim Donker

Ja wat moet je nou met zoon bandje? Black Country, New Road. Die naam al. Wat maak jij ervan? Wat voor muziek zou het kunnen zijn? Post metal misschien. Of van die maffe dronerockshit. Duistere neofolk. Tenzij ze je met doodordinaire stoner afschepen, natuurlijk. Maar als ik zou moeten gokken, gokte ik op emo. Nee wacht. Conscious hiphop. Maar new age kan ook. Ach. O. En dan dit. Ants from up there is wat?, hun twede? Um dan doodgemoedereerd leveren met een liveseedee. Een liveseedee, hoor je wel. Na, nee, bij hun twede! Is dat niet wat vroeg?  (Zijn daar richtlijnen voor, eigenlijk? Een plastiek-ijzeren muziekwet? Breng minimaal vijf studioalbums uit voordat je met livewerk komt. Anders zal het wenkbrauwen doen fronsen. De pest voor je carrière. Word je nooit meer serieus genomen. Je komt nergens meer aan de bak) (Maar misschien zijn er al bands geweest vermetel genoeg om te debuteren met een liveplaat?) (Vast een Gentse band geweest dan) (of een Groningse) (ik las laatst ergens dat de liveelpee pas in de jaren zeventig is uitgevonden. ik weet niet of het waar is, ik heb het niet onderzocht. ik vond het een grappige gedachte, die ik wilde blijven houden, even) (wel iets om uit je mouw te schudden op een feestje, niet? als een gesprek gaat over goede, of legendariese, of het belang van liveplaten: dan zeggen, langsneusweg, wisten jullie dat de liveelpee pas sinds 1972 bestaat?) (noem maar een jaartal) (wel eerst even rondzien of niet ongemerkt zich een betweter tussen het gezelschap heeft gemengd. want betweters zullen dan meteen beginnen over liveplaten uit 1968 of 1956, want zo zijn betweters, kunnen nooit hun stomme bek eens houden) (of). Ach. O. Dat doosje! Dat doosje waar de twee seedees in komen. Kartonnen doosje met op de voorkant een afbeelding van een haakje met daaraan een zakje met een speelgoedvliegtuigje erin. In het doosje een viertal kaartjes waarop het hoesthema wordt doorgevoerd: een haakje met daaraan een zakje vol met miniglobetjes (vast stuiterballen ofzo); een haakje met daaraan een zakje met drie plastieken insekten erin; een haakje met daaraan een zakje met een klein huisje erin en een haakje met daaraan een zakje waarin speelgoedpaarden zich verdringen. Hoe verzinnen ze dat? Wie verzint zoiets? Een seedeeboekje zit ook in het doosje. De foto’s. De foto’s in het seedeeboekje. Wat is dat? Zijn dat iemands meest beschamende vakantiefoto’s ofzo? Op stoelekees voor een monumentaal pand, duimpje debiel omhoog. Komend uit de taksi, duimpje debiel omhoog. Ons drinkt een glas, met foute snor, met foute zonnebrillen, in spotgoedkope vrijetijdskleding. Met z’n allen aan een picknicktafel, zijig lachend naar de kamera. Ons drinkt maar weer eens een glas, weer die foute snorren, weer die foute zonnebrillen, en dan die net iets te jolige wij-hebben-lol-want-we-zijn-op-vakantie grijnskoppen. Normale mensen verbranden die afgrijselijke foto’s meteen of houden ze op zijn minst tot aan hun doet verborgen voor zelfs hun meest geliefde naasten; Black Country, New Road drukt ze doodleuk af in een seedeeboekje! Alleen de foto’s waarop er eksjoewallie plaats is genomen achter een instrument (toch de meest geëigende plaats voor muzikanten) zijn mooi. Bloedmoje vrouw aan een bloedmoje piano. Gekonsentreerd drummen in een afbraakpand. Of de cello, de vrouw, en de hand van de vrouw, de hand waarmee zij de strijkstok vasthoudt. Ach. O. En ja, seedees. Want die zaten er ook nog in. (al dacht ik eerst van niet) (zwarte binnenhoesjes, weet je, op de zwarte bodem van het doosje). Ja. Seedees, niet minder. Want je hebt het wel over mjoeziek. O, dit is waarom ik de seedee trouw ga blijven, de rest van leven, wat iedereen er ook van zegt: maffe doosjes, maffe seedeeboekjes, maffe foto’s, maf artwork. Daarom koop ik seedees en zal ik seedees blijven kopen. Maar toch koop ik seedees vooral om de mjoeziek. En de mjoeziek op Ants from up there is, wel… euh… maf. De liedjes zitten propvol tempowisselingen. Kaos. Een hele sterke hard/zacht-dynamiek: van fluisterzacht naar totale hysterie en weer terug. Geen lied blijft in dezelfde klankkleur of sfeer of maat of zelfs maar in een zjanrûh. De drummer komt en gaat wanneer hij zin heeft. Soms is een liedje al ruim drie minuten bezig voordat de zanger zich laat horen, die er nu eens goed de tijd voor neemt en dan weer hele lappen tekst tegelijk uitspuugt, moet die gast zijn trein halen ofzo? Moet je ook eens luisteren wat hij dan zingt. “the doctor said we are unfortunately / running out of options to treat / what a funny way to speak”; “don’t text me till winter / I can hardly afford / a second summer of splinters.”; “don’t eat you toast in my bed”; “you are the only one I’ve known / who broke the world so quietly”; “clean your soup maker and breathe in / your chicken broccoli and everything”; “we must let the clamp do what the clamp does best”; “I am the convo you are the weather”. Soms klinkt het als dingen die Bert tegen Ernie zou kunnen zeggen, soms is het duistere literatuur, soms puberpoëzie, soms dronkenmansgewauwel. Waar gaat dit over? Wie zijn die mensen? Wie zegt er nu ik ben het praatje jij bent het weer of sms me niet tot het winter is? Wat voor muziek is dit eigenlijk? Waarom heet Basketball shoes Basketball shoes? Wie is Mark? Waarom dat lieve, waarom is het lief, waarom is het soms zo lief dat het me doet verlangen naar mijn lelijkst klinkende seedees (zoals, & o ik zeg maar wat, Made with a passion van Billy Childish of Headcoats down van Thee Headcoats of Horndog fest van The Dirtbombs of anders iets van The Julie Mittens misschien of het hele vroege werk van Swans of iets van Slayer misschien of The Art Ensemble of Rake of The Sign of 4 of dat het schuurt, ik wil dat het schuurt), ik wil verdorie dat het schuurt – maar is dan daar weer dat verslavende, minimalistiese saxje weer, of die rare guitaar die zich verdrinkt in deszelfs klanken of die niet al te geschoold klinkende zanger en hoe zwabber dit oorlogspad is en weten, dan, ook hier schuurt het… maar wacht dit is geen vraag meer. Ach. O. En waarom doet het me soms zo sterk aan Thee Silver Mount Zion Memorial Orchestra & Tra-la-la Band denken? Maar Thee Silver Mount Zion Memorial Orchestra & Tra-la-la Band is veel duidelijker postrock dan Black Country, New Road. Dus waarom doet het me soms zo sterk denken aan dat prachtige plaatje dat geheten is the difference between you and me is that i’m not on fire? Maar dat is niet van Thee Silver Mount Zion Memorial Orchestra & Tra-la-la Band en ook niet van Black Country, New Road maar van McLusky en McLusky is veel duidelijker postpunk dan Black Country, New Road. En waarom toch steeds weer post, altijd weer post, immer na, niettemin niettegenstaande dat nu, nu ik luister, nu ik zit, nu ik hier zit met koptelefoon op en luister, nu is er alleen nog maar nu. Geen “erna”.  Alleen maar nu. Eén wereld. Deze wereld. De wereld van Black Country, New Road. Die me bij het liedje, nee bij de minuut meer gaat boeien. Bij The place where he inserted the blade raasde kippenvel overheen heel mijn lijf, ja, vol kippenvel stond ik, van mijn tenen tot mijn kruin. En Snow globes is denkelijk het mooiste liedje dat ik dit jaar hoorde of toch in ieder geval het mooiste nieuwe liedje dat ik hoorde dit jaar. O. Dus. De liefste verwarrendste ontregelendste mafste en mooiste seedee van een jaar dat nog maar drie maanden oud is en waarin nog veel gebeuren kan maar o!, toch, wat hierna nog gezongen?

Een liveseedeetje is wat hierna nog gezongen wordt. Wel. Ik leg Live from the Queen Elizabeth Hall in mijn speler en wat weet je? Ze klinken al bekend, bijna. Ze klinken al vertrouwd, bijna. Ik laat het groeien. Ik laat ze groeien. Ik laat ze groeien en woekeren op mijn lijf. En gek he. Sergio kwam er ook nog mee aan. Goeje ouwe Sergio. Waar is toch de tijd dat hij nog mijn buurman mocht zijn? Nog een vraag. Maar dat is Black Country, New Road. Een mand vol vragen. Of je buurman die je buurman niet meer is. Of een weldadige jeuk op onbereikbare plekken. Of een hele fijne avond met oude vrienden die bij nader inzien volmaakte vreemden bleken te zijn. Of een vlek die groeit. Of de zon op mijn rug. Of dat de stem, en de droom, en de dingen die je zag. Of gewoon. De dag dankbaar dat ik dit horen mocht.

Black Country New Road Ants From Up There Recensie

Ants From Up There

  • Band: Black Country, New Road (Engeland)
  • Soort muziek: rock
  • Label: Ninja Tune
  • Uitgekomen: februari 2022
  • Drager: 12″ vinyl / CD

Black Country, New Road – Ants From Up There Tracklist

  1. Intro (0:54)
  2. Chaos Space Marine (3:36)
  3. Concorde (6:03)
  4. Bread Song (6:21)
  5. Good Will Hunting (4:57)
  6. Haldern (5:05)
  7. Mark’s Theme (2:47)
  8. The Place Where He Inserted the Blade (7:13)
  9. Snow Globes (9:13)
  10. Basketball Shoes (12:37)

totale tijdsduur: 58:46

Bijpassende muziek en informatie

Bad Pritt EP1 Recensie

Bad Pritt EP1 recensie van Tim Donker en informatie over de nummers op de nieuwe plaat.

Bad Pritt EP1 Recensie

Recensie van: Tim Donker

Kan twee keer matig goed zijn, of beter zelfs nog? Dat is niet hoe ik het in de schoelje geleerd heb, en het is ook niet zoals ze zeggen. Welke ze / welke ze denk je, de eeuwige ze, de ze die het altijd is, de ze van de meningen, de ideeën, de tendensen & het grote gevaar / o die ze / ja die ze.

Ze zullen ook wel weer weten wat dit is, die ze. Ze zullen zeggen dat een cd is met een boekje ofnee mensen als ze hebben het natuurlijk over een booklet als het om een cd gaat. Is goed, mogen ze zeggen, mogen ze vinden, mogen ze noemen, ze doen maar. En is, eerlijk is eerlijk, ook niet ver gezocht.

Maar ik denk anders, al was het alleen maar om anders te denken dan ze. Dus ik denk dit liever als een poëziebundel met muzikale begeleiding. Ja. De poëet is, de poëet dicht, meng de zeedruif met de wijn en geef de poëet ook wat. De poëet heet. Marco Pandin heet hij. Zonder nu buitensporig onderlegd te zijn in de italjeniese liter(n)atuur vermoed ik maar zo dat hij geen al te gelauwerd dichter is met een groots en veelgelezen oeuvre op zijn naam (oeuvre! hoor mij bezig!), en dat, beste mensen, spreekt natuurlijk alleen maar voor die Marco Pandin (prijswinnende dichters! mun god! en dat al die prijzen die ze dan gewonnen hebben vermeld worden op dat vermaledijde achterplat enzo, en als je ze / welke ze / nog steeds diezelfde ze, goed als je ze even bezig laat willen ze ook nog wel eens vermelden welke prijzen die dichters niet gewonnen hebben (zo van werd genomineerd voor de dittemedat-prijs, of belandde op de shortlist van de dieënmedie-prijs (shortlist! hoor mij bezig!)).

Ik ga hierbij zelfs nog zo ver te vermoeden dat Marco Pandin jong is, heel erg jong, achterlijk jong, twintig of vierentwintig ofzo, het soort leeftijden dat wij ook hadden, toen, eertijds, in een lang vergangen vergangenheid. Pandin komt af met dagboek-achtige gedichten over eenzaamheid, god betere het. De gedichten zijn getiteld Day 1 t/m Day 7. Een ganze week eenzaam. Is Pandin verlaten door zijn lief? Kan. Maar er is ook sprake van “people” en “mates” en ze zijn allemaal weg. Deze hele grote algehele verlatenheid van de man alleen. Ik dacht er zelfs aan in deze poëmen een komen-van-leeftijd achtige thematiek te lezen. De jongeling die voor het eerst zelfstandig woont, “op kamers” zeggen we hier in Nederland – in Italië gaat het misschien niet heel anders. Dat leven weg van alles dat je tot dan toe kende. Vervult het je niet met angst, dan vervult het je wel met weemoed. Dan schrijf je gedichten, want zulke dingen doe je als je achterlijk jong bent. Twintig of vierentwintig ofzo.

Dan schrijft hij:

Someone who leaves for good.
People I can touch with my fingertips in my dreams.
I know it’s weird.

I hear them talking to me from behind.

Here they are at night
as I put down my empty glass
or I’m about to sit with a book.

I’m not afraid.
I’m just in this great
great
sorrow.

Ja. Ik zei je. Diene mens moet wel twintig zijn, of vierentwintig. Een ander excuus is er niet. Maar het is er, het is poëzie, het is de allerindividueelste ofnee laat maar. Ergens doorvoelde iemand dit. Dat is mooi. Het is mooi dat je prevelt. Maar ik had de week der eenzaamheid nooit willen lezen zonder muziek.

Muziek?

Ja muziek. Er is ook muziek bij. Dat zei ik toch?

Bad Pritt. Nee, niet de Bad Pritt van dat Arkestra. Nee, niet de Arkestra van Sun Ra. Maar die van die death metal banjo. Iemand noemde dat ritmiese noise, ik vond het eerder power electronics (Pharmakon, iemand?). Dat was een Arkestra met een Bad Pritt (of was dat Joerg Beer van Slur?). Dat was iets Duits meen ik, die Bad Pritt. Die met dat Arkestra. Deze Bad Pritt is Luca Marchetto, is Italiaans. In 2018 kwam hij al af met een zelfgetitelde debuutcd, die in The Ghost In My Bed en                XOXO twee heel aardige liedjes herbergde (de cd herbergde natuurlijk meer dan twee liedjes maar dit waren de enige twee liedjes die ik kon luisteren via jouwtroep, ik hoor graag meer, later, ooit, een keer). Een soort onderkoelde IDM (idm! hoor mij bezig); spanningsvolle minimal techno die af en toe, god betere het (god betert alles), schaamteloos menige New Romantics-diskografie plunderde (van Ricco mocht ik zulke dingen nooit zeggen) (kwam je aan de new romantics, kwam je aan ricco).

Dat is niet de kaas op deze ep.

Ditmaal werpt Marchetto andere paarlen voor de zwijnen. Pianomuziek. Ja. Doodgewone, verstilde, zondagmiddagpianomuziek. In de stijl van: vul hier uw favoriete ingetogen neo-klassieke piano-album in. Het kabbelt, het is mooi, het wordt nergens zo keelsnoerend als, laat ons zeggen, Daigo Hanada (ja laat ons dat), maar het wordt ook nergens dat oeverloze gedreutel waar pianomuziek ook in kan ontaarden. Gewoon mooi, gewoon fijn, gewoon goed. In een inmiddels wat overbevolkt zjanrûh. Dat wel. Dat was die matig. Marchetto had wat meer mogen spelen met die lichte, hele lichte noiselaagjes die hij af en toe over het pianospel heen laat komen. Te summier, en te zelden.

Dacht ik: had dit projekt meer mogen zijn? Van Shyrec verwacht ik een scheut meer avantgarde, of in ieder geval een greintje postpunk. Had er gesproken woord gemoeten, en dan wel andere woorden gesproken dan de woorden van Pandin (want anders had het wel heel erg voordehand gelegen)?

Nee.

Ja.

Misschien.

Maar eigenlijk is het goed. Eigenlijk is het goed dat Shyrec verrast, dat twee keer matig meer dan goed kan zijn. Niet totaal vernieuwende pianomuziek bij lezing van wat al te puberale gedichten. En toch, ik had er een hele mooje avond aan, die avond. Het was laat, het was donker, het was stil, en alles was goed.

Bad Pritt EP1 Recensie

Bad Pritt EP1 informatie

  • Band: Bad Pritt
  • Titel album: EP1
  • Drager: EP
  • Soort muziek: electronic
  • Verschenen: 3 december 2021

Tracklist van het nieuwe album van Glice – Pyre

  1. Day 1 (2:14)
  2. Day 2 (2:19)
  3. Day 3 (2:48)
  4. Day 4 (3:02)
  5. Day 5 (2:59)
  6. Day 6 (5:21)
  7. Day 7 (2:06)

Bijpassende muziek en informatie

The Microphones – Microphones in 2020

The Microphones Microphones in 2020 Recensie en informatie. Op deze pagina kun je de uitgebreide recensie lezen, geschreven door Tim Donker over de EP van de The Microphones – Microphones in 2020.

The Microphones Microphones in 2020 Recensie

Recensent: Tim Donker

Ja. Je weet het nog wel. Je weet nog wel hoe je daar zat, genageld. Bij dat raam. Dat moet kort na de millenniumwende geweest zijn. Als je moest gokken zou je gokken op 2003. Maar het kon ook 2004 of 5 geweest zijn. Wie keek er op zijn almanack, wie nam nota? Het was nog vroeg in het nieuwe millennium, zoveel weet je nu nog zeker. Het van de gele hond gescheten jaar 2020 was nog veraf, alles was nog veraf, en je zat dat daar. In je vorige huis zat je dat. “Vorige huis”, zeg je, nu, op een moment dat je huidige huis weeral bijna je vorige huis zal zijn. Moest je dit enkele maanden later geschreven hebben, je kon het gehad hebben over “ruim twee huizen geleden” of een omschrijving van dien aard maar je schrijft dit niet enkele maanden later je schrijft dit nu. Nu is het vorige huis een ander huis, in een andere straat. Een huis waar je je nooit echt helemaal thuis hebt gevoeld, de ganse zes jaar dat je er woonde niet. Een huis waar je nooit echt helemaal gelukkig bent geweest. Behalve misschien op de momenten dat je zat, daar voor dat raam, en dat je luisterde. Naar weeral een nieuwe plaat, weeral nieuwe muziek, weeral een nieuwe artist, weeral een nieuwe band. Het raam. Het tapijt. De keuken, soms. Je weet de eerste keer nog dat je Ryjoji Ikeda luisterde. Dat was in de keuken van dat huis. Het was nacht en je vrouw sliep al. Minimale techno, dat kan nog wel als mensen slapen. Vond je. Je kon zweren dat je de muziek voelde, fysiek, je kon zweren dat je het langs je huid voelde gaan, je kon het door je haar voelen stromen. De muziek streek met haar hand door je haar. Kon je zweren. Daar. In de keuken. Toen. Maar die keer niet in de keuken, die keer voor het raam. Waar je meestal zat. Op je knieën. Lichtjes gebogen. Starend. Naar tapijt. Soms uit het raam. Dan zag je dat kleine rottuintje dat je altijd hartgrondig gehaat hebt. De ganse zes jaar dat je er woonde. Zitten was een genageld zitten die keer. Naast steerjoo. Op steerjoo weeral een nieuwe seedee. The Microphones. Zo heette het bandje. Mount Eerie de seedee. Je vond het mooi. God wat vond je het mooi. Het was duister het was mooi het was grappig soms het was anders dan alles dat je kende en je kende best veel mjoeziek, ook toen al. Misschien dat Boduf Songs doet wat The Microphones deden, dat Boduf Songs het beter doet ook. Misschien. Maar die kende je toen nog niet. En je zat en luisterde naar die volstrekt nieuwe schoonheid. Genageld zat je. Niet eens meer in dat huis zat je. Je zweefde in ergens een niets, met alleen jezelf en de mjoeziek. Zo overrompelend was mjoeziek je al niet meer vaak, toen. Je kende het nog uit je jeugdjaren, toen je de metal net afgezworen had en al die wagonladingen aan niet-metalen klanken te ontdekken had. Dat mjoeziek er niet alleen was om je woede te kanaliseren en je kop op en neer te bewegen terwijl je de teksten meebrulde. Dat mjoeziek ook dwars door je ziel kon gaan. Dat je dat niet wist. Dat je dat nooit geweten had. Na een periode waarin elke volgende ontdekking je nog stukker brengen wist – Nick Cave, Swans, Palace Brothers, Tindersticks, The Geraldine Fibbers, Smog, Nine Inch Nails, Simon Joyner – werd het rustiger. De keren dat er klanken je gehoorgang binnenkropen die je in geen enkel bestaand vakje in je kop kon onderbrengen werden spaarzamer. Steeds vaker kon je mjoeziek relateren aan andere mjoeziek. Slechts nog een enkele keer kwam er uit de tonen een vuist omhoog die je finaal uit je sokken mepte. Die keer, toen, voor dat raam, Mount Eerie in de speler, was zo’n keer. Het was een konseptalbum ja. Maar meestal zijn konseptalbums hoogdravende pretentieuze megalomane zeikalbums. Dit niet. Dat je niet precies kon zeggen waar het eigenlijk over ging maakte het eigenlijk alleen maar mojer. Het zal wel over een of andere berg gaan, dacht je. Een donkere duistere berg ofzo. En ergens was de stem van God. Maar dat was Calvin Johnson. Dat vond je grappig. Dat Calvin Johnson de stem van God was. Dat vond je zo grappig dat je alleen daarom al enkele weken later een Halo Benders-plaat kocht. Of misschien was het er één van Beat Happening. Dat kon ook.

Je leerde al snel dat The Microphones eigenlijk geen band was maar een éénmansprojekt. Phil Elverum, zo heette die éénman. Het deed je schrijven, vier uur smorgens, einde desember, dat jaar of een ander jaar, in een brief, een lange brief, aan een vriendin dat de enige wetenschap die je eindejaars nog overhield was dat Phil Elverum een genie is. De rusteloze zoektocht was begonnen. Alles moest je hebben van The Microphones. Ook dat was lang geleden. Dat een band of een artist de kompletist in je wakker geroepen had. Dat was geleden van Will Oldham, en die was jou toen zijn transformatie tot Bonnie Prince Billy kompleet was kwijt geraakt. Dat eerste album als Bonnie Billy, I See A Darkness, dat had je nog prachtvol gevonden en grootse verwachtingen had je van die nieuwe alias (na Palace Brothers, Palace, Palace Songs, Palace Music en als je je niet vergiste ook nog een album onder zijn eigen naam). Maar alras werd het allenig nog maar zouteloze country die zelfs het prefix neo- niet meer dragen mocht. En dat moet toch echt nog vóór de millenniumwende geweest zijn dacht je.

Maar nu. Nu was het weer. Het zoeken. Het speuren. Het afschuimen van dat vermaledijde internet, of hoe heette dat want je was in die dagen nog niet zo thuis in dat soort dingen, was jij het maar of was het internet werkelijk magerder in die dagen? Soms moest je eigenlijk feitelijk werkelijk naar een platenzaak. Soms op je fiets, dan was het maar een platenzaak bij jou in de stad die naar verluid nog wel één of twee Microphones-titels in de bakken zou hebben. Soms moest je naar de trein, helemaal naar dat vorte Amsterdam waar je zo gruwelijk het land aan had, hebt, altijd zal hebben. Omdat daar een hele grote platenzaak was. Zo groot dat die meerdere verdiepingen telde. Of omdat er een specialistische platenzaak was. Zo specialistisch dat ze er de mafste dingen hadden. Of gewoon maar omdat het Amsterdam was en in Amsterdam, daar had je dingen. Dingen die je elders niet had. Ook vroeg je je vader een titel uit Amerika te laten invliegen. Titel. Titels. Plaat. Platen. The Glow. It was hot, we stayed in the water. Don’t wake me up. Microphones live in Japan. Song Islands. Window. En dan sirkuleerden er nog kassettes. Naar het scheen. Op iebeej. Naar het scheen. Voor veel geld. Naar het scheen. Nog mojer dan al het andere. Naar het scheen. Maar wat gaf het. Wat je nu bijeen gegaard had was al mooi. Zo mooi. Zo godvergeten tranentrekkend mooi. “Microphones is mijn laatste grote ontdekking,” zei je daarom, jaren later, misschien wel tien jaar later nog, zei je dat, tegen een vrouw, tegen de mooiste vrouw ter wereld zei je dat. Op ergens een heuvel zei je dat. Tegen de mooiste vrouw ter wereld zei je dat. Tegen een vrouw waar je zo oneindig veel van hield dat je hart uit elkaar spatte als je bij haar was. Zei je dat. “Mijn laatste grote ontdekking”, zei je. Zei je verdomme allemaal.

The Microphones Microphones in 2020 Recensie

De grootsheid van de ontdekking leek m er vooral in te zitten dat Phil Elverum dat The Microphones zoveel van je muzikale voorliefdes bijeen wist te brengen die je onbijeenbrengbaar achtte: wrakke lofi, (freak)folk, (neo)country, minimalisme, electroakoestiek, avantgarde, noise, dronerock en wie goed luisterde kon zelfs horen dat Elverum af en toe al eens een black metal plaatje drajen mocht. Geen twee Microphones-platen waren hetzelfde: zo was Microphones live in Japan een ingetogen en uitgekleed zangerliedjesschrijveralbum waar Window zich moeiteloos kon meten met het meest experimentele uit je platenkast. Soms lieflijk, soms woest, soms kaal, soms uit zijn voegen barstend, soms vervreemdend, soms dreigend, soms duister, soms troostrijk, soms ontroerend, soms grappig zelfs over trieste zaken (I can’t believe you actually died is, bijvoorbeeld, een heel erg grappig liedje).

(tekstueel, dat was nog zoiets met die Elverum, die teksten, heel maf, er was niet één tekst die je van onder tot boven wist, niet één liedje dat je van begin tot eind zou kunnen meezingen – daar leek het die man ook niet om te doen. maar er waren van die zinnetjes die naar buiten kwamen wajeren en die je grepen, die zomwijlen huivers op je lijf zetten; een zinnetje als “from under the ice / i watched you in warm clothes”, bijvoorbeeld en nu noem je maar wat)

Ook genieën die je laatste grote ontdekking waren, kunnen goed de mist in gaan. De mist in gaan, dat deed Elverum. Hij deed het glansrijk. Hij kwam op de zotte idee het Microphones-alias te laten varen en een nieuw aan te nemen, en wel de titel van zijn (naar nu bleek laatste) Microphones-album Mount Eerie. Ja Elverum bracht niet langer platen uit als The Microphones. Hij bracht voortaan platen uit als Mount Eerie. Hij wijzigde alleen maar zijn alias. Hij wijzigde niet zichzelf. Niettemin bewees hij Shakespears ongelijk. Wat Microphones heette, rook onder een andere naam lang zo zoet niet meer. Je schafte je wat aan, misschien niet eens het eerste dat hij als Mount Eerie uitbracht, er waren dagen dat je’m niet in de gaten hield, die Elverum: die tijd was al aangebroken: dat er nu dagen waren dat je’m niet in de gaten hield. Wind’s Poem, kwam binnen je muren terecht, en No Flashlight, en Eleven old songs of Mount Eerie – die laatste omdat je abusievelijk dacht dat de old songs zo old waren dat het al bijna nog Microphones-liedjes konden zijn. Ze vielen tegen. Allemaal. Al die plaatjes. Vielen. Vies. Tegen.

Ofnee. Niet vies. Wel tegen. Waar dat door kwam. Wat er anders was. Waarom Mount Eerie je hart niet sneller deed kloppen, en The Microphones wel. Wat het was. Toegegeven: als Mount Eerie niet Phil Elverum was geweest, of liever: als je Phil Elverum niet ook als The Microphones had gekend, was je blijer geweest met de hoger genoemde platen. Moje, kabbelende, sfeervolle platen. Fijn achtergrondwerk. Fijn om bij te schrijven. Fijn om bij te drinken. Fijn om bij te mijmeren. Misschien was dat het: dat het je niet greep, dat het je gedachten, je schrijven, je drinken niet stil zette. Het miste. Ja. God, zeg niet pregnantie zeg verdomme niet pregnantie.

Vooral miste het dat waarin The Microphones juist in uitblonk. Dat, waarom je The Microphones toen op die heuvel met de zon in je rug je laatste grote ontdekking had genoemd. Mount Eerie was éénvormig. Bijna saai éénvormig. Het dreutelde, het meanderde. Een warmig klankje. Dat wel. Mount Eerie, dat was een beetje zoals niet dronken zijn maar wel bezig het te worden. Waar je tussen nuchterheid en dronkenschap zit. Waar de vormen al hun vaste contouren beginnen te verliezen maar je nog voldoende bij kennis bent om ervan te genieten. Fijn. Prettig. Lekker. Maar spannend? Nee.

Je zwoor af die Mount Eerie. Je schreef weg die Mount Eerie. Je had gedaan met Mount Eerie.

Totdat een lul op dat vervelende feesboek begon emmeren dat Sauna het was. Sauna. Met Sauna keerde Phil Elverum terug naar het geluid van The Microphones. Ja. Nee. Dan. Toch. Die moest je hebben. Die mocht je niet missen dan. Je sprong weer aan boord de Mount Eerie trein (waar je nooit echt heeltemaal van af gestapt was misschien). Je bestelde. Je meldde je aan bij het groepje. De lul scheen wegen te kennen die anderen niet kenden, je liet hem dat Sauna bestellen, je liet hem doen, je zat in je kot & je wachtte tot Sauna kwam. En Sauna kwam. En leek aanvankelijk niet teleur te stellen. Het tien minuten durende, nogal minimalistiese openingsliedje – dat gewoon Sauna heette – was fraai en deed je inderdaad aan een Microphones-plaat denken al kon je niet direkt welke, en ook het tweede liedje, dat Turmoil heette en dat mooi en dof en droevig walste, streelde je oren. Doch reeds bij liedje drie, het door veel te feeërieke damesstemmen gedragen Dragon begon je aandacht te tanen. O. (Something) was nog wel iets, nog wel iets moois, zoiets tiepies voor Elverum ook om liedjestitels tussen haakjes te zetten, en sja heel de plaat, heel de plaat had wel, had wel iets, als het ging overheen hogere hoogten en lagere laagten, hardere harden en zachtere zachten, minimalistiesere minimalismen en rumoerigere rumoeren, experimentelere experimenten en verstildere verstilling dan je inmiddels helaas gewoon geworden was van Mount Eerie, maar toch, en toch, en dus, en zelfs, zelfs het laweit op Boat was een afgevlakt laweit, en dus, en toch, en daarom, alle enen bij elkaar opgeteld bleek toch ook Sauna weer in hetzelfde bedje ziek als alle voorgaande Mount Eerie-platen: het wilde niet beklijven, het wilde niet blijven, het wist niet raken, niet echt diep, het nagelde niet: niet aan vloer, niet aan zetel, niet op sofa, niet daar waar je je seedees luisteren deed. Zelfs de beste Mount Eerie-plaat was dus nog geen Microphones-plaat. Je keilde heel dat Sauna doorheen de kamer, het kaatste tegen de deur, het bleef daar liggen op de vloer, je schudde woedende vuist naar Phil Elverum, je zei “Biz alain sjildik, di sjoite aino, di narisjo frajer!”.

(nee je smeet niet met die cd, je haalde hem rustig uit de speler, je deed hem terug in de hoes)

(nee je sprak die woorden niet, je zette de cd terug in je cdkast, je ging naar bed)

Gedaan nu. Nu echt gedaan, en voorgoed gedaan. Elverum was Elverum niet meer en daar moest je je goeje geld niet meer aan gaan uitgeven.

Maar dan. Dan zegt de klok tik, en dingen gebeuren. Onophoudelijk blijven dingen gebeuren. Iemand ging dood. Ergens ging er iemand dood. In 2016 overlijdt er ergens een vrouw aan de gevolgen van kanker. Geneviève Castrée. Kunstenares. Muzikante. Vrouw van Phil Elverum. Moeder ook. Moeder van Phil Elverums dochter. Op het moment van overlijden was die dochter iets ergens tussen baby en peuter. Dreumes heet dat dan. Niet eens zoveel jonger dan je eigen dochter. En Phil Elverum maakte er een plaat over. A crow looked at me, zo heette die plaat. En weeral. Weeral bezweek je. Vanwege die dochter. Vanwege de afscheidsplaat. Weeral bestelde je. Weeral via die lul op feesboek. Weeral kwam de plaat.

Een aangrijpende plaat. Ja. Natuurlijk. Een plaat over echte dood, je had zo je bedenkingen over afscheidsplaten. Zit er muziek in dood, kun je -want daar komt het dan toch uiteindelijk op neer – geld verdienen met verdriet? Kun je kunst maken van dood, vraagt ook Elverum zich ergens op die plaat af (en dat de artiest je bedenkingen onder woorden brengt neemt die bedenkingen nog niet weg). Een plaat die begint als Castrée nog leeft & in hun huis, in een kamer, in een bed langzaamaan dood gaat, en eindigt enkele maanden na haar dood. Rauw. Puur. Echt. Dat wel. Ja. Er was dat liedje waarin Elverums stem brak en je hoort hoe hij bijna in tranen is. Grijpt aan? Ja. Grijpt aan. Maar toch hoorde je Elverum hier niet per se veel triester dan je hem in andere triestige Microphones- of Mount Eeries-liedjes gehoord had; je hoorde geen ongekend diepe duisternis of depressie; je hoorde hem niet zoals je hem nog nooit gehoord had. Misschien had je er niks over te zeggen, jij die alleen nog maar je beide ouders ten grave had gedragen en dan nog op momenten dat je al verwijderd van ze was geraakt, misschien kende je niks van afscheid, van echt & onherstelbaar afscheid en moest je je bek houden over zulke zaken, maar toch had je een veelkantiger emotie verwacht. Je hoorde geen wanhoop of woede, je hoorde alleen maar stil verdriet. Je hoopte dat dit de laatste Mount Eerie-plaat ging zijn in hele lange tijd; deze afscheidsplaat mocht niet zomaar een titel binst een immer wassende discografie worden; dit moest het eind zijn of anders een nieuw begin. Al veel te snel kwam er echter een (After), dat je niet kocht, niet eens luisterde, je vermoedde dat het wel zou gaan over het leven na haar dood maar je dacht er liever helemaal niet over na (later bleek er tussen A Crow Looked At Me en (After) nog iets dat Now Only heette te zitten, maar dat was even langs je heen gegaan, op Discogs zag je wel dat er een liedje op stond dat Tintin in Tibet heette en je dacht aan je vader die zo’n verwoede Kuifje-fanaat geweest was).

En nu dan. En nu dan weer opnieuw. Nu komt Elverum, na zestien jaar, met een nieuwe Microphones-cd op de proppen. En dan weer. Dan ga je weer. Daar ga je dan weer. Dan moet je dan toch weer. Dan moet je dan toch weer hebben. Misschien dat nieuw begin, misschien kan Elverum na Mount Eerie toch weer Microphones zijn, misschien na afscheid, misschien na afscheidsplaten, misschien. Dacht je. Dacht je allemaal. Dus je bestelde. Nu niet via een lul op feesboek, want inmiddels had je geen feesboek meer en je kunt zelf ook wel seedeetjes uit het buitenland laten komen hoor. En het kwam.

Vier pagina’s ver ben je nu. Vier pagina’s voor je kunt beginnen met zeggen of Microphones in 2020 klinkt, ja of nee, als een Microphones-plaat.

Kun je. Kun je zeggen.

Microphones in 2020 is feitelijk één heel lang liedje. Vierenveertig minuten en zevenenveertig seconden. De minimalistiese guitaar die opent klinkt inderdaad erg Microphones-achtig en had niet misstaan op, laten we zeggen, Don’t wake me up of It was hot, we stayed in the water. Het meandert. Het wiegt. Het hypnotiseert. Het is mooi. Het gaat door voor meer dan zeven minuten, een enkel betrekkelijk eenvoudig guitaarloopje, geen zang, alleen die ene guitaar die draagt, het is fantastisch hoe dat draagt, hoe het je draagt, hoe het je zweven laat. Dit zou een ochtendraga kunnen zijn denk je, je weet het niet, je hebt deze plaat nog nooit soggens kunnen drajen, alleen maar saavonts als iedereeen naar bed was want verdomme iedereen is heel de tijd maar thuis hier in dit huis en al je ochtendrituelen zijn kapot: de dingen die je deed, de platen die je draaide, de koffie die je maakte als iedereen weg was naar school en naar werk en je alleen was met huis en koffie en je gedachten en mjoeziek.

Dan vangt hij ten zingen aan. Phil Elverum. Microphones. Mount Eerie. Hoe moeten we hem noemen. Hij begint zingen. “The true state of all things” zingt hij. En: “I keep on not dying, the sun keeps on rising / I remember my life as if it’s just some / dreams that I don’t trust, burning off, layered thick, / a cargo that I haul, wounds and loves unresolved”, zingt hij. Zingt hij allemaal. De zanglijn berooft de guitaar van zijn hypnotische qualiteiten en de zang is in eerste instantie dus een verarming, geen verrijking.

Later. Meer instrumenten. Een tweede guitaar, die een slagje elektrieker lijkt dan de eerste. Drums. Bas misschien. Je weet het niet. Een beetje laweit, zo ergens rond de zestiende minuut. Orgeltje, ergens na de twintigste. Piano, niet veel later. Het komt en het gaat weer, meestentijds is het Elverums zang met dat guitaartje, dat allereerste guitaartje. Soms komt het tot een stastil, is er even niks, gaat het weer verder later.

Zang. Tekst. Een lange bewustzijnstroom. Eindeloze herinneringen. Zijn jeugd. Bijvoorbeeld: “Even deeper back into the mist: / when I was 12 or 13 on a family trip we hiked down a steep / bluff to an ocean beach in whipping rain. My little / brother’s clothes got wet from playing in the winter / waves. My parents made a fire of smoky driftwood and / we huddled in and took his wet clothes off and held him / naked above the flames. Smelling like smoke and salt on / the drive home, surely this experience explains something / about whoever it was that sang all these songs.”. Maar ook later, het werken aan de eerste Microphones-cassettes na zijn werk in de platenzaak. Later nog: de cd’s, het toeren. Herinneringen aan vrienden, aan een meer (er is altijd veel water in de teksten van Phil Elverum).

Muziek. Bands die hem geraakt hebben. Een prachtige herinnering aan een konsert van Stereolab; het overrompelende van die ervaring herken je volledig, hoewel je Stereolab nooit live zag. Ja Stereolab, dat was er nog zo één, maar dat was voor dat huis waarin je je nooit volledig thuis hebt geweten, dat was nog in die deprimerende studentenflat, een dubbelseedee van Stereolab, je was er volledig stuk van, wekenlang misschien wel.

De kracht van deze plaat is ook de zwakte. De eindeloze herinneringenstroom, de mjoeziek die meestentijds terugkeert naar de basis van het guitaarloopje plus de stem van Elverum: het is moeilijk om er, in weerwil van een hier of dare explosie of een hier of dare stastil, drie kwartier lang je volle aandacht bij te houden. Maar god, dit kon een fantastische ochtendraga zijn! (je weet het niet, je hebt deze plaat nog nooit soggens kunnen drajen, alleen maar saavonts als iedereeen naar bed was want verdomme iedereen is heel de tijd maar thuis hier in dit huis en al je ochtendrituelen zijn kapot: de dingen die je deed, de platen die je draaide, de koffie die je maakte als iedereen weg was naar school en naar werk en je alleen was met huis en koffie en je gedachten en mjoeziek.)

Microphones in 2020 is de mooiste plaat die Mount Eerie nooit maakte. Maar de echte Microphones had er misschien nog een twede seedeetje bij gevoegd, met geluidsexperimenten, korte liedjes & onzin. Misschien. Je weet het niet.

Er is geen ontkomen aan. Phil Elverum zal altijd deel van je leven zijn. Hij zal nog hopen kutplaten maken. En hij zal fantastisch zijn. Soms. Af en toe. Nu.

Bijpassende informatie

Rajko Disseldorp Hiphop in Nederland Recensie ★★★

Op 23 november 2017 is het boek van Rajko Disseldorp Hiphop in Nederland. De tien rappers van dit moment verschenen bij Uitgeverij Q. Deze pagina bevat de Rajko Disseldorp Hiphop in Nederland recensie waardering en informatie over dit geslaagde boek.

(advertentie)

Nederlandse hiphop is nog nooit zo populair geweest als op dit moment. Sterker hiphop is uitgegroeid tot een volwassen muziekgenre dat de muziekindustrie ingrijpend heeft veranderd en waar vooral de jeugd veel heel naar luistert en kijkt.

Rajko Disseldorp Hiphop in Nederland Recensie ★★★

Het is dan ook de hoogste tijd voor een boek over dit muzikale fenomeen. Dit boek is er nu. Op basis van vele gesprekken met tien Nederlandse rappers schreef Rajko Disseldorp Hiphop in Nederland.

Rajko Disseldorp Hiphop in Nederland Recensie

Hiphop in Nederland schetst een goed en boeiend beeld van de Nederhop

Al een tijdje volgde Rajko Disseldorp Nederlandse rappers en publiceerde hierover regelmatig in de krant Het Parool. Hieruit volgde idee voor een boek dat er nu is. In tien portretten van de rappers die er volgens Rajko Disseldorp er toe doen, wordt een goed beeld geschetst van de stand van de hedendaagse Nederlandse hiphop. Elk portret geeft een goed beeld van wat de rappers beweegt, inspireert,  beïnvloedt en hoe ze tegen de muziekindustrie aankijken. De liefhebber van hiphop zal veel plezier beleven aan dit goed geschreven boek. Maar voor ook de niet-liefhebber is het boek boeiend omdat het een helder beeld schets van een van de dominante muziekstromingen in de hedendaagse Nederlandse popmuziek. Goed is dat er zowel aandacht wordt besteed aan nieuwe en opkomende rappers als aan rappers die al jaren aan de weg timmeren. De Nederlandse rappers die geportretteerd worden zijn Ali B, Ares, Boef, Bokoesam, Ronnie Flex, Fresku, Hef, Seven Alias, Sticks en Typhoon. Hiphop in Nederland schets een actueel beeld. De tijd zal leren wie of deze Nederlandse rappers uiteindelijk echt zo belangrijk voor de muziek waren als nu lijkt. Rajko Disseldorp Hiphop in Nederland is gewaardeerd met ★★★★★ (zeer goed)

Recensie: Theo Jordaan

Rajko Disseldorp – Hiphop in Nederland Informatie

Rajko Disseldorp Hiphop in Nederland RecensieHiphop in Nederland

De tien rappers van dit moment

  • Schrijver: Rajko Disseldorp (Nederland)
  • Soort boek: muziekboek over hiphop
  • Uitgever: Uitgeverij Q
  • Verschenen: 23 november 2017
  • Omvang: 192 pagina’s
  • Uitgave: Paperback / Ebook
  • Prijs: € 17,50
  • Waardering★★★★★ (zeer goed) Theo Jordaan
  • …Meer Informatie en Bestellen >

Flaptekst Rajko Disseldorp Hiphop in Nederland

Hiphop is in Nederland groter dan ooit. Met miljoenen YouTubeviews en Spotifystreams is er de afgelopen jaren een nieuwe, ongelooflijk creatieve generatie Nederlandse rappers opgestaan. Grenzen lijken er nauwelijks te zijn. Rajko Disseldorp volgde de afgelopen twee jaar de tien meest toonaangevende rappers van dit moment. Aan de keukentafel, in de auto onderweg naar optredens en backstage in kleedkamers. Ali B, Typhoon, Fresku, Sticks, Hef, Boef, Ronnie Flex, Sevn Alias, Bokoesam en Ares vertellen openhartig hun verhaal. Over hun jeugd, over ambitie en over wat hiphop voor hen betekent. Het resultaat: tien intrigerende portretten die samen een inhoudelijk en indringend beeld schetsen van hiphop in Nederland.

Bijpassende Boeken en Informatie